Betreft: Mt. 8: 12
Vraag:
Hoe kunnen kinderen/zonen van koninkrijk uitgeworpen worden? Zij behoren toch in het Koninkrijk?
Antwoord:
In het evangelie van Mattheüs wordt op twee manieren over kinderen of zonen van het Koninkrijk gesproken. Hier in Mt. 8: 12 gaat het om hen aan wie het Koninkrijk was toegezegd.
Zij zijn dezelfden als die in Mt. 22: 3 ‘de genodigden’ worden genoemd. Met beide termen wordt gedoeld op het Joodse volk aan wie het Koninkrijk was toegezegd.
Uitgezonderd ‘de uitverkorenen’ (zie Rm. 11: 7) zullen zij die de Messias verwierpen geen deel hebben aan het Koninkrijk ofwel ‘uitgeworpen worden’. Dat betekent niet dat ze er in worden toegelaten en dan uitgeworpen, maar dat ze er geen deel aan hebben, terwijl het ze wel was toegezegd. N.B. Zo wordt van de heidenen gezegd, dat ze vreemd zijn aan het burgerschap van Israël (Ef. 2: 11), letterlijk staat er echter ‘vervreemd’, dat betekent evenwel niet dat ze dat burgerschap eerst wel bezaten en er toen van vervreemd zijn.
In de gelijkenis van Mt. 13: 24-30 en 36-43 gaat het niet om de tegenstelling tussen de Joden, die niet willen luisteren en de Heidenen, die wel aan de boodschap gehoor geven, maar om de tegenstelling echte discipelen tegenover schijndiscipelen. Daar zijn de kinderen/zonen van het Koninkrijk de echte discipelen, die door het koren worden voorgesteld, terwijl het kaf ziet op schijngelovigen die zonen van de boze zijn.