Betreft: Mt 16: 18
Vraag:
Wat betekent dit vers precies?
Antwoord:
Petrus belijdt dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God. Op die belijdenis van Petrus antwoordt de Heer: ‘Gij zijt Petrus (in het Grieks is dat Petros) en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen.’
Petros is een mannelijk woord en het is de nieuwe naam die Simon de zoon van Jona, van de Heer gekregen had. Petros betekent rots of rotssteen (zie Mk. 3: 16; Lk. 6: 14).
Petra is een vrouwelijk woord en betekent steenrots of rots. Volgens veel uitleggers gebruikt de Heer een woordspeling en doelt Hij met petra op de belijdenis van Petrus waarin Christus aangeduid wordt als de Zoon van de levende God. De tekst zou je zokunnen lezen:
Petrus jij bent een steen en op deze petra, op jouw belijdenis dat Ik de Christus, de Zoon van de levende God ben, zal Ik mijn gemeente bouwen. Daarmee bedoelt de Heer eigenlijk dat de Gemeente haar basis vindt in deze belijdenis. In wezen komt het erop neer dat Christus zelf de basis is van de Gemeente.
Dr Ridderbos is een andere mening toegedaan en meent dat we uit het verschil tussen petrus en petra niet mogen afleiden dat de Heer met petra niet Petrus zou bedoelen. Deze opvatting vind steun in het Aramees en dat was de taal waarin de Heer sprak. In die taal wordt namelijk een woord gebruikt dat in het Grieks met ‘Kefas’ wordt weergegeven, wat steen betekent. N.B. Dit woord Kefas wordt ook als naam voor Petrus gebruikt (zie Jh. 1: 43).
Nu behoeven we tegen de gelijkstelling niet teveel bezwaar aan te tekenen als we maar bedenken dat als de Heer Jezus inderdaad bedoeld heeft dat Petrus de rotssteen zou zijn waarop Hij de Gemeente zou bouwen, Hij daarmee niet zegt dat Petrus de enige (rots)steen zou zijn. Hij wil dan niet meer zeggen dan dat Petrus een bijzondere plaats in het Godsgebouw zou innemen.
Dat komt ook uit in Ef. 2: 20-22 waar gezegd wordt dat Christus de hoeksteen van de Gemeente is, terwijl de apostelen het fundament vormen. De hoeksteen is de steen waarin het hele gebouw zijn steun vindt. Petrus is dus niet de grondsteen, zoals de Roomskatholieke kerk leert, maar een steen in het fundament, zij het dan ook een belangrijke steen.
Uit de woorden ‘Zal Ik bouwen’ blijkt dat de Gemeente voor die tijd nog niet bestond. Ze is gevormd op de Pinksterdag te Jeruzalem.
De term Gemeente duidt op de geestelijke tempel die bestaat uit alle gelovigen. Lees hierbij 1Pt. 2: 4 waar de gelovigen gezien worden als levende stenen, die gebouwd worden op de steen Jezus Christus. Dit stemt overeen met de uitleg die ik hiervoor gaf van Mt 16: 18.