Betreft: Lk.1: 34
Vraag:
Maria was met Jozef ondertrouwd, ze zou dus gauw trouwen. Dan was het toch niets bijzonders dat ze zwanger zou worden (van Jozef) en een zoon zou baren? Waarom dan de vraag van Maria in Lk. 1: 34
Antwoord:
In de eerste plaats moet men de ondertrouw zoals die destijds (en ook nu nog wel) in het Oosten kende niet gelijkstellen met de ondertrouw zoals wij die voor de burgerlijke stand kennen. Deze laatste is betrekkelijk kort en dient voor anderen om eventuele bezwaren bij de gemeente in te dienen.
In het oosten staat een ondertrouw min of meer gelijk met wat wij kennen als ‘verloving’ en die kan bij ons lang duren, zo is het ook met een ondertrouw destijds in het Oosten. De engel kondigt het zwanger worden kennelijk zo aan, dat dit heel gauw gebeuren zou en dat wekt bij Maria de vraag op die we in vers 34 lezen.
Ten tweede geeft de engel aan hoe bijzonder dat kind zal zijn en spreekt hij over een zoon die ‘Zoon van de Allerhoogste’ genoemd zal worden. Hij spreekt niet over een kind dat Jozef tot vader zou hebben. Kennelijk heeft Maria uit zijn woorden begrepen dat het niet een kind van Jozef zou zijn.
Het is dus heel logisch dat ze hier een probleem ziet.