Betreft: Jh.14: 13 en 1Jh.5: 14
Vraag:
Wat is bedoeld met ‘in de naam van, en ‘naar Zijn wil’?
Antwoord:
In de Schrift wordt ons nooit zonder meer de verhoring van onze gebeden toegezegd. Er is altijd een voorwaarde aan de verhoring verbonden. In de hierboven aangegeven teksten is dat ook het geval.
Wanneer we bidden in de naam van de Heer Jezus dan betekent dat, dat de Heer Jezus ook achter dat gebed moet kunnen staan wat de inhoud betreft. Dat houdt in de eerste plaats in, dat die inhoud niet in mag druisen tegen wat de Bijbel ons leert.
Om het eens extreem te stellen: als wij bidden om de bekering van Satan dan is dat geen gebed in de naam van de Heer Jezus. want de Schrift leert ons dat er voor Satan geen weg terug is. Dit is dus ook geen gebed naar Gods wil.
We moeten dus bij ons bidden de overtuiging hebben, dat de inhoud van ons gebed naar de gedachten van de Heer Jezus is. Het is niet altijd gemakkelijk dat te weten. Onze geestelijke antenne is namelijk niet altijd goed afgesteld. Als we meer met wereldse dan met geestelijke zaken bezig zijn dan zitten we niet op de goede golflengte om te weten of ons gebed naar de gedachten van God is.
Als het gaat om gewone praktische zaken – zoals het krijgen van een bepaalde betrekking- is het niet zo eenvoudig om te weten of de Heer wel wil dat we die betrekking krijgen. Daar krijgen we geen pasklare aanwijzing voor uit de Schrift.
Gelukkig mogen we dan toch onze verlangens voor de Heer neerleggen zoals dat in Fl.4 staat. De Heer kan ons echter duidelijk maken dat we niet meer voor een bepaald iets moeten bidden door de overtuiging daartoe in ons hart te bewerken.
Zo heeft God of beter de Heer Jezus tegen Paulus gezegd niet meer te bidden voor het wegnemen van de doorn in het vlees (2Ko 12).
In ieder geval zullen we bij al ons bidden de woorden van de Heer Jezus in gedachten houden: ‘Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede’.