Betreft: Hd.5: 1-11
Vraag:
(a) vs 2: vrouwen hadden toen toch niet veel te zeggen??
(b) vs 4: ze moesten toch hun land verkopen, was het dan wel zo vrijblijvend als Petrus zegt?
(c) als alle gelovigen hun geld gaven, werd dat een gigantisch hoog bedrag. Hadden de apostelen daardoor (daarvoor) wel de macht (geld =macht)
(d) rijken komen niet gemakkelijk in de hemel, is dat de reden dat de eerste christenen alles met elkaar deelden?
(e) moeten we dit verhaal misschien ‘moralistisch’ lezen en niet ‘historisch’?
Antwoord:
a) In het heidendom hadden vrouwen in het algemeen niet veel te zeggen. Dat viel trouwens bij de Grieken en Romeinen nogal mee. Maar we hebben hier met het Jodendom te maken en daar waren de vrouwen zeker niet ‘monddood’. Denk maar eens aan Sara (Gn.21: 8-13) en Spreuken 31!
(b) Er staat nergens dat ze hun land moesten verkopen. Ze deden dat spontaan en daaruit bleek de goede onderlinge verhouding (zie 4: 34-37). We moeten de zaak niet omdraaien en de woorden van Petrus in twijfel trekken, nee we moeten uitgaan van zijn woorden en in twijfel trekken of wij wel goed gelezen hebben en of we wel de juiste conclusie hebben getrokken.
(c) Niet alle gelovigen geven ‘hun geld’, het zijn zij die landerijen of huiseigenaars waren. En ook die werden niet gedwongen, dus de hoogte van het bedrag hoeft niet in de ‘miljoenen’ te lopen. Bovendien verdeelden de apostelen dit geld onder de armen, ze hielden het niet voor zich zelf (zie 4: 35). Geld is macht voor wie het geld verkeerd gebruikt en anderen aan zich dienstbaar maak. Zo was de gezindheid van de de apostelen echter niet.
(d) In welk geval komen rijken niet gemakkelijk in de hemel? Dat ligt namelijk niet aan de rijkdom op zichzelf maar aan het feit dat rijke mensen veelal hun hart aan het geld verpand hebben . Bekering en geloof brengen zowel armen als rijken in de hemel. Maar voor rijken is het zo moeilijk om zich te bekeren omdat zo gemakkelijk het geld hun afgod is. Daar ligt het dus aan.
Er is geen enkele aanwijzing dat de eerste christenen afstand van hun bezittingen deden om niet rijk te zijn en dus niet buitengesloten te worden van de hemel. Ze waren namelijk al gelovig en hun eeuwig behoud lag daardoor vast. Ze gaven hun bezittingen op uit liefde voor de Heer en uit liefde voor hun medegelovigen.
(e) Er staan zeker ‘moralistische’ verhalen in de bijbel waarbij het niet van betekenis is of ze historisch zijn. Denk maar aan de gelijkenissen. Maar dit verhaal is geen gelijkenis. Er is niets in te vinden dat zou aangeven dat het niet historisch is.