Betreft: Rm 1: 15 en 1 Ko .9: 16
Vraag:
Paulus is toch aan niemand iets schuldig?
Hij heeft een dienst gekregen van God. Is hij daarom de heidenen de verkondiging van het evangelie schuldig?
En waarom ‘wee mij’ als hij het niet doet?
Antwoord:
De betekenis van Rm 1: 15 wordt duidelijk als we deze tekst vergelijken met andere waarin de uitdrukking ‘schuldig zijn’ voorkomt’.
Zo lezen we in Rm 13: 8 dat we schuldig zijn elkaar lief te hebben en dat is onze (ere) schuld.
Zo heeft Paulus de opdracht van God gekregen om het evangelie te verkondigen. Deze taak rust nu als een schuld of een verplichting op hem. Hij heeft die verplichting naar God toe, maar de apostel voelt het ook als een verplichting naar de Joden en de Grieken toe, omdat God hem een taak ten opzichte van hen gegeven heeft.
Vergelijk ook teksten als: Lk 17: 10 Jh 13: 14; Rm 15: 1,27; Ef .5: 28; 1Jh.3: 16; Jh.3: 8.
Als Paulus niet zou beantwoorden aan zijn taak dan zou hij te kort schieten. Dan zouden er – om zo te zeggen – mensen verloren gaan omdat hij hen het evangelie niet had verkondigd. Denk hierbij aan Ez 3: 18 en Hd. 18: 6.