Betreft: Rm 3: 22 (het woord ‘geloof’ in de brief aan de Romeinen)
Vraag:
Wordt met dit woord geloof steeds hetzelfde bedoeld? Zie Rm 3: 22, 26, 27, 30 en Rm 1: 17 en 5: 1,2
Antwoord:
In de Schrift kan het woord geloof drie betekenissen hebben en wel:
a. het persoonlijk, zaligmakend geloof in God en in Jezus Christus, zie Jh 3: 16.
b. de geloofswaarheid, dus dat wat men gelooft aangaande God en Jezus Christus, zie hiervoor Jd: 3 ‘het persoonlijk geloof kan men namelijk niet overleveren, maar wel de geloofswaarheden.
c. de gave van geloof, d.w.z. een volledig vertrouwen in alle praktische omstandigheden: een geloof dat bergen verzet zie 1 Ko 12: 9.
In de hierboven (in de vraag) genoemde teksten gaat het altijd om geloof in de betekenis die onder a. genoemd is, alleen in een wisselende belichting. Zie de nadere verklaring hieronder:
Rm 1: 17: ‘gerechtigheid Gods.uit geloof, dit ziet erop dat deze gerechtigheid berust op geloof en niet op werken. ’tot geloof’ d.w.z. de openbaring van de gerechtigheid-uit-geloof vraagt om geloofd te worden. Gerechtigheid-uit-werken zou om werken vragen, anders verkrijg je die gerechtigheid niet, zo krijg je de gerechtigheid-uit-geloof alleen als je gelooft.
Rm 3: 22 ‘gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus’. Dit zegt opnieuw dat deze gerechtigheid niet verkrijgbaar is door werken, maar enkel door geloof, dit laatste wordt dan nader gepreciseerd als geloof in Jezus Christus’.
Rm 3: 26 ‘die uit het geloof in Jezus Christus is’. Ook hier gaat het om persoonlijk geloof als uitgangspunt of als oorsprong (of: dat als grond heeft). Zo iemand wordt dan door God gerechtvaardigd.
Rm 3: 27 ‘de wet van geloof’. Het woord ‘wet’ betekent hier de wetmatigheid of wel de regel van het geloof. De gerechtigheid op grond van de wet heeft als regel doe dit en je zult leven. Dat is een regel van werken. De gerechtigheid van God heeft als regel: geloof.
Rm 3: 30 ‘rechtvaardigen uit geloof’ d.w.z. rechtvaardigen op de grondslag van geloof of rechtvaardigen met het geloof als uitgangspunt. ‘Rechtvaardigen door geloof’ d.w.z. het geloof is het middel. De eerste uitspraak geeft de grondslag van de rechtvaardiging aan, de tweede ziet erop dat men door te geloven dan ook gerechtvaardigd wordt.
Rm 5: 1 ‘gerechtvaardigd uit of op grond van geloof’ zie verkil. Rm 1: 17 ‘door het geloof’ d.w.z. door middel van.
In al deze gevallen gaat het om het geloof in Jezus Christus.