Betreft: Rm 5: 13
Vraag:
(1) Rekent God de mensen die voor de wet geleefd hebben de zonde wel aan? Zijn deze mensen eigenlijk niet behouden? Of worden ze op hun geweten geoordeeld?
(2) Waarom werd de eerste zonde wel toegerekend? Toen was er immers ook geen wet?
Antwoord:
(1) Als er in Rm 5: 13 staat: dat de zonde niet toegerekend wordt als er geen wet is, dan heeft dat niet te maken met het eeuwig behoud, maar met direkte toerekening van straf hier op aarde. Dat laatste vond niet plaats. Onder de wet stond op iedere overtreding een bepaalde straf en die werd de overtreder toegerekend. Vóór de wetgeving gebeurde dat niet. Het enige was dat een doodslager zelf gedood moest worden.
Wat de eeuwigheid betreft lezen we in Op 20: 12,13 dat zij die voor de grote witte troon komen te staan worden geoordeeld naar hun werken en dat betreft daar allen die in ongeloof gestorven zijn. Bovendien zegt Rm 2: 12 dat zij die zonder wet gezondigd hebben, ook zonder wet verloren gaan. Tenzij ze zich bekeerd hebben, natuurlijk. Verantwoordelijk voor hun daden zijn ze dus wel. Ze hebben een geweten (zie Rm 2: 15) en worden op grond daarvan geoordeeld.
(2) Adam had wel degelijk een wet of gebod. Hij stond niet gelijk met de mensen na hem. Hij ‘zondigde’ niet alleen, maar ‘overtrad’. De toerekening was er ook duidelijk bij gegeven, namelijk dat hij de dood zou sterven als hij overtrad.