Betreft: Rm 6: 4
Vraag:
Kunt u bij dit vers en het voorbeeldje dat u geeft een kleine toelichting geven?
Antwoord:
De parallel met het verhaaltje loopt als volgt:
de boerderij is ons lichaam ofwel heel ons menselijk bestaan, dat zich in het lichaam afspeelt de oude eigenaar is de zonde of zo u wilt:
de oude mens, zoals die van Adam afstamt. Deze zonde-macht beheerste voor onze bekering ons lichaam en leidde ons menselijk bestaan naar zijn wil (en daar is natuurlijk de duivel bij betrokken).
de nieuwe eigenaar is Jezus Christus, die ons gekocht heeft met de prijs van zijn bloed.
de jonge boer (het jonge echtpaar) stelt de wedergeboren mens voor, de gelovige, die nu zijn lichaam, zijn menselijk bestaan ten dienste van God moet stellen.
de oude eigenaar is afgezet. Dat ziet op het feit, dat de zonde geoordeeld is, dat de oude mens is gekruisigd. Die mag het dus in ons leven niet meer voor het zeggen hebben.
het opkamertje stelt ons hart voor, ons innerlijk. En in ons bevindt zich de zonde, ofwel het vlees nog steeds. Dat blijft zo tot we dit lichaam verlaten.
Als gelovigen bevinden we ons in een soort tweeslachtige positie. Enerzijds zijn we nieuwe mensen geworden en die nieuwe natuur, die uit God geboren is, kan niet zondigen. Anderzijds hebben we nog de zonde, (het vlees) in ons, die (dat) lichaam weer voor zijn zondige doeleinden wil gebruiken. Die zonde is echter op het kruis geoordeeld, het oude bestaan is weggedaan.
EN ZO MOETEN WE DE ZONDE NU BESCHOUWEN.
Als de zonde ons wil verleiden dan zeggen we als het ware tegen onszelf: ‘Niet op ingaan, de zonde heeft het niet meer voor het vertellen’.
Hoe minder aandacht we aan de zonde geven hoe beter dat het is. We moeten ons met de Heer en de geestelijke dingen bezig houden en ‘we laten de zonde maar praten’ en gaan er niet op in.