Betreft: Rm 7 : 7-26 ‘Het kennen van je ellende’.
Vraag:
Moet je werkelijk door de diepte gaan? En kun je verlossing wel aangrijpen?
Antwoord:
De volgorde: kennen van ellende, weet hebben van de verlossing met als gevolg daarvan besef van dankbaarheid is op zich een bijbels gegeven. Bekering houdt namelijk in dat je jezelf veroordeelt, dat je berouw hebt van je zonden, dat je inziet dat je niet deugt en dat je je tot God wendt om redding.
Er staat echter nergens hoe groot dat besef van ellende moet zijn. De vraag is eenvoudig of er zondebesef is, of men weet verloren te zijn. Wanneer men een ongezonde nadruk legt op het besef van ellende (en dat gebeurt in heel wat ‘zware’ kerken) dan komt de mens met zijn ervaring in het middelpunt te staan in plaats van Christus en van de Here God.
Het kennen van je ellende wordt dan in feite een prestatie ook al ontkent men dat.
Als iemand tot besef gekomen is, dat hij schuldig staat voor God dan biedt God hem het heil in Christus aan en hij mag dat zonder meer aannemen. In 1 Jh 1: 12 lezen we nota bene niet: ‘Maar zovelen Hij macht gaf kinderen Gods te worden, die hebben Hem aangenomen’, maar juist andersom:
‘Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden’.
Wij moeten Christus aannemen. Dat is onze verantwoordelijkheid. Dat God daartoe aan ons hart werkt door Zijn Woord en Geest is Gods zaak, daar heb ik niets mee te maken.
Helaas werpt men in ‘zware’ kringen struikelblokken op de weg van de zondaar om tot Christus te komen en dat met schijnbaar bijbelse argumenten. Wij hebben te maken met wat God tot de zondaar zegt en God beveelt de zondaar zich te bekeren (Hd 17: 30,31). en God roept ons op in Zijn Zoon te geloven. Een bevel van God behoren we te gehoorzamen zonder uitvluchten te bedenken.