Betreft: Rm 12: 6-8
Vraag:
Kunt u het specifieke karakter van deze vermeldingen van gaven aangeven?
Antwoord:
In Rm 12 worden de meest uiteenlopende gaven aangeduid. Dit hoofdstuk handelt over het praktisch leven van hen die gerechtvaardigd zijn door het geloof. De gaven moeten als deel van deze christelijke dienst funktioneren.
In dit gedeelte wordt dan ook gesproken over het bewijzen van ‘barmhartigheid’ als over een gave die uitgeoefend wordt.
In 1Ko 12 wordt over de gaven gesproken in corrigerende zin gesproken. De heidenen zouden kunnen denken dat de vele gaven afkomstig waren van vele goden. Vandaar dat het begin van dat hoofdstuk zo de nadruk legt op het feit, dat alles door dezelfde God, dezelfde Heer en dezelfde Geest gewerkt wordt.
In Rm 12: 4-8 zien we de gaven werkzaam in de gemeente en dienstbaar voor het geheel tot stichting of opbouw.
In Ef 4 worden slechts vijf gaven genoemd. Zij zijn gaven ‘aan de mensen gegeven’ waardoor de Gemeente tot stand komt. Ze worden niet zozeer gezien als leden van het lichaam die binnen het lichaam werkzaam zijn als wel als gaven die het lichaam tot stand brengen door hun werkzaamheid.
Het geven van deze gaven wordt in Ef 4 getekend als een resultaat (of ook: bewijs) van de overwinning van Jezus Christus.