Betreft: Rm 13: 1-7
Vraag:
(a) Gaat het hier ook om geestelijke machten?
(b) Is iedere overheid door God ingesteld? Ook een communistische?
(c) In welk opzicht is de overheid een dienares van God?
(d) Moet je de overheid altijd gehoorzamen? Is er verschil tussen gehoorzamen en onderdanig zijn?
(e) Moet je een overheid eren die abortus toelaat, die christenen vervolgt,, enz., ook gehoorzamen?
(f) En hoe zat dat met Hitler, moesten we hem soms ook gehoorzamen??
Antwoord:
(a) Gaat het hier ook om geestelijke machten?
In Rm 13: 1-7 (zie ook Tt 3: 1; 1Pt 2: 13-17) zijn geen geestelijke machten bedoeld, maar aardse overheden. Blijkens Ef. 6: 12 moeten we tegen de geestelijke wereldbeheersers van deze duisternis strijden. Zulke machten werken o.a. door middel van kwade sekten (Vrij Metselarij, Scientologie-kerk, Spiritisme, Moonsekte, Mormonen, Jehovah’s-getuigen en door mensen zoals Jomanda, Sonja de Vries. Aan hen hebben we ons dus beslist niet te onderwerpen, maar ons er ver van te houden en er tegen te waarschuwen.
(b) Is iedere overheid door God ingesteld?
Rm 13: 1,2 laat over deze vraag geen twijfel bestaan. Er staat immers zonder enige beperking: ‘want er is geen overheid dan van God’. Dat geldt niet alleen van een goede, maar ook van een slechte overheid. Het geldt van een democratische en van een communistische overheid. Tegen de slechte stadhouder Pilatus zegt Christus: ‘Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben indien het u niet van boven gegeven ware’ (Jh 19: 11). De macht die Pilatus bezat – en die hij nota bene tegen Christus gebruikte – was hem ‘van boven’, dat wil zeggen ‘van Godswege’ gegeven.
De overheid als zodanig is door God ingesteld. Het is er mee als met het huwelijk. Van ieder huwelijk geldt: ‘wat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet’ (Mt.19: 6). Dat wil echter niet zeggen, dat God ‘Jan’ en ‘Marie’ bij elkaar gebracht heeft om met elkaar te trouwen. Die twee kunnen wel helemaal buiten God om te werk gegaan zijn. Het wil wel dit zeggen: Als Jan en Marie trouwen, maken ze gebruik van een instelling van God. Het huwelijk is namelijk geen vinding van de mens, maar is een instelling van God (zie Gn 2: 24). Als Jan en Marie van die instelling gebruik maken dan zijn ze als zodanig door God samengevoegd.
Zo heeft God de overheid ingesteld. Het gezag komt van Hem. In die zin is er geen overheid dan van God. Maar dat betekent niet, dat God koning Zus of dictator Zo of president Die in het zadel geholpen heeft. Het betekent dat als iemand een overheidspositie inneemt – hoe hij die positie ook verkregen heeft – we met gezag te maken hebben en dat gezag is door God ingesteld. De kiem ervan vinden we in Gn 9: 6.
Terecht is gesteld, dat we dankbaar moeten zijn voor het feit dat we een overheid hebben, omdat de slechtste overheid nog altijd beter is dan helemaal geen overheid. Als er geen overheid zou zijn, zou er pure anarchie heersen. Dan geldt alleen het recht van de sterkste en kan de criminaliteit ongebreideld de scepter zwaaien.
(c) In welke zin is de overheid een dienares van God?
In de geloofsbelijdenis lezen we in art. 36: ‘Tot dat einde heeft Hij de overheid het zwaard in handen gegeven tot straf der bozen en tot bescherming der vromen. En hun ambt is, niet alleen acht te nemen en te waken over de Politie, maar ook de hand te houden aan den heiligen Kerkedienst; (om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk des antichrist te gronde te werpen) en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen; het woord des evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in zijn Woord gebiedt’.
Hier wordt aan de overheid heel wat meer toegeschreven dan we in Gods Woord vinden. Het valt op dat een gedeelte van dit artikel tussen haakjes staat. Een voetnoot vermeldt dat deze woorden door de Generale Synode der Gereformeerde Kerken Utrecht 1905 zijn geschrapt. Terecht, want hier wordt de overheid gezag toegekend op geestelijk gebied. Moet de overheid soms gaan uitmaken wat de juiste Heilige Kerkedienst is? Moet zij gaan bepalen wat valse godsdienst is? Hier geeft men de overheid een taak, die tot inquisitie en vervolging voert. In feite schikt men de overheid een taak toe waarvan de Heer Jezus gezegd heeft, dat die in de eindtijd door de engelen verricht wordt (Mt 13: 28-30). Het is dan ook onbegrijpelijk dat andere kerkgenootschappen deze regels gewoon hebben laten staan. Het is evenwel eveneens onbegrijpelijk dat men nog niet meer geschrapt heeft.
Nergens lezen we immers in de Schrift de aanwijzing dat de overheid het evangelie moet doen prediken en het Koninkrijk van Jezus moet doen (be)vorderen. Dat is de taak van evangelisten en van de gelovigen in het algemeen. We weten dat bij het concilie van Nicea Constantijn het concilie voorzat en dat men hem ook een stem gaf in het leergeschil tussen Arius en Athanasius. Toen begon het al dat men de overheid een taak toekende, die haar niet toekwam. Nadat in de Middeleeuwen de Kerk over de overheid ging heersen, zien we uit dit artikel dat men in de Hervormingstijd de overheid liet heersen over de kerk. Men keerde helaas niet terug naar de gezonde bijbelse beginselen ten aanzien van de overheid, maar kende haar gezag toe in geestelijke zaken en op ‘kerkelijk erf’.
Het enige juiste in dit artikel is wat er in het begin staat, dat God de overheden verordend heeft tot straf van de bozen en tot bescherming van de vromen. Daarbij moet het woord ‘vromen’ gelezen worden als goeden. Beter nog zou zijn: tot straf van hen die kwaad doen en tot lof van hen die goed doen.
Dat is de taak die Paulus aan de overheid toekent en daarbij denkt hij aan de Romeinse overheid die toen overal in de landen rond de Middellandse Zee de scepter zwaaide. Die heidense overheid was een dienares van God. Ze had niet de taak het evangelie te doen verkondigen, ook niet de taak dwaalleer uit te roeien. Met geen woord spreekt de Schrift daarover. Nee, ze had tot taak dieven en moordenaars te straffen en de burgers tegen misdaad te beschermen. Daarvoor ‘draagt ze het zwaard’ en nergens anders voor. In die zin is ze een dienares van God.
(d) Moet je de overheid in alles gehoorzaam zijn?
De Schrift zegt, dat we aan de overheid onderdanig hebben te zijn. (vgl. ook Tt 3: 1). Onderdanigheid is een houding waarbij je erkent dat een ander – in dit geval de overheid – gezag over je heeft. Onderdanig zijn aan de overheid, ofwel je onderwerpen aan de overheid houdt in dat je haar gehoorzaamt met de daad. De begrippen onderdanigheid en gehoorzamen liggen om zo te zeggen in elkaars verlengde. Uit het gehoorzamen aan de overheid blijkt onze onderdanigheid .Gehoorzamen we niet dan zijn we niet onderdanig.
Behalve aan de overheid moeten wij echter aan God onderdanig zijn en Hem gehoorzamen. Nu kan het gebeuren dat de overheid iets van ons eist dat God ons verbiedt of dat ze ons iets verbiedt dat God van ons eist. In dat geval moet onze onderdanigheid aan God voorgaan boven onze onderdanigheid aan de overheid. Dat wil zeggen: we blijven die overheid in het algemeen gesproken wel onderdanig, maar in dat speciale punt niet. Als ze iets van ons eist dat tegen de wil van God ingaat zullen we haar in dat punt niet gehoorzamen, maar voor het overige houden we ons aan haar voorschriften.
Er is wel eens gezegd, dat we in dat geval het recht hebben aan de overheid ongehoorzaam te zijn. Dat is echter onjuist uitgedrukt. We hebben in zo’n geval de plicht God meer te gehoorzamen dan mensen. Dat brengt als gevolg mee dat we dan de overheid (in dat speciale geval) niet gehoorzaam zijn, maar dat is niet onze opzet. De kwestie is eenvoudig deze dat we altijd hebben te gehoorzamen, de vraag is alleen aan wie? Normaliter gehoorzamen we God ook daarin dat we de overheid gehoorzamen. Maar als de eisen van de overheid indruisen tegen Gods woord dan zullen we God meer moeten gehoorzamen dan de overheid. De discipelen hebben dat voor de Joodse raad zo duidelijk gezegd: ‘Beslis zelf, of het recht is voor God meer aan u dan aan God gehoor te geven?’ (Hd 4: 19). En bij een volgend verhoor zeggen ze: ‘Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen’ (Hd 5: 29). In deze teksten staat niets over ongehoorzaam wezen maar enkel over gehoor geven en gehoorzamen.
(e) Een overheid die abortus toelaat, christenen vervolgt, enz., hoe zit het daarmee?
Van overheidspersonen wordt in 1 Pt 2: 17 gezegd, dat we ze te eren hebben. Het woordje ‘eren’ wil in dat verband niet zeggen ‘loven’ of alles goedkeuren wat ze doen. Het houdt in ze in hun positie erkennen en als zodanig respecteren. Het kan zijn dat een overheid heel verkeerde dingen doet of toelaat. Dan loven we haar niet, we keuren haar beleid niet goed, maar we blijven haar wel erkennen als overheid, net zoals een kind zijn ouders eert ook al doen ze soms heel verkeerde dingen Het kind blijft zijn ouders en hun gezag over hem erkennen. Hij blijft hen ‘onderdanig’. De Romeinse overheid deed heel wat dingen die niet goed waren: De keizer liet zich als God vereren. Men vermaakte zich in de arena’s met gevechten waarbij gladiatoren elkaar op leven en dood te lijf gingen. Zedeloosheid werd tot in de hoogste kringen, ja juist daar, bedreven. Corruptie tierde welig, enz. En toch zegt Paulus van die overheid dat de christenen haar onderdanig moesten zijn.
En als de overheid de christenen vervolgt is dat niets bijzonders. De Heer Jezus heeft gezegd: ‘Ze hebben mij vervolgd, ze zullen ook u vervolgen’. En bij een andere gelegenheid voorzei hij dat de discipelen voor stadhouders en koningen geleid zouden worden. Ook een corrupte overheid hebben we te gehoorzamen in de wetten die ze geeft, tenzij er zaken bij zijn waarin we God meer moeten gehoorzamen dan mensen.
(f) Moet je een bezettingsmacht gehoorzamen? Denk aan Hitler en de macht die hij in Nederland uitoefende? In het geval van Hitler is het goed te beseffen dat deze op volkomen democratische wijze in het zadel is geholpen. Voor de christenen in Duitsland was het haar wettige overheid. Zij hadden die overheid te gehoorzamen met de al eerder gegeven beperking van Hd 4: 19,20 en 5: 29. De overheid onderdanig zijn is het devies van de Schrift. Nooit worden christenen opgeroepen om tegen de overheid in opstand te komen. Het zogenaamde recht van opstand is in de Schrift niet te vinden.
Moeilijker ligt het in het geval van een oorlogssituatie zoals die waarmee wij in 1940-1945 te maken hadden. Net als in Israël tijdens de overheersing door de Romeinen hadden we toen met een bezettende macht te doen. Wat betreft normale regels van bestuur en wetgeving hadden we die overheid toen ook te gehoorzamen. Te denken valt aan verkeersregels, huisvesting en allerlei van zulke zaken. Wanneer het ging om gedwongen te arbeiden in de oorlogsmachinerie, kon je spreken over het ontstaan van een gewetensconflict. Velen hebben de bezetter daarin niet gehoorzaamd en zijn ondergedoken.
Wat anders is het echter of na overgave en wapenstilstand gewapend ondergronds verzet geoorloofd is. De meningen zullen hierover wel verdeeld blijven. Er zijn gelovigen die in de laatste oorlog biddend in het verzet zijn gegaan; anderen konden dat om des gewetens wille beslist niet doen. Ik zie het niet als mijn roeping deze knoop hier door te hakken. Laten we God maar bidden dat een dergelijk dilemma zich nooit weer voordoet en als we toch onverhoopt weer in zo’n situatie zouden geraken of Hij ons dan wijsheid geeft om te weten wat we te doen of te laten hebben.