Betreft: 1 Ko 15: 20 i.v.m. Mt 27: 52,53
Vraag:
Wat betekent ‘eersteling’ in dit verband, want er zijn volgens Mt 27: 52,52 toch al mensen uit de dood opgestaan voordat Christus opstond?
Antwoord:
Het woord ‘eersteling’ kan een heel algemene betekenis hebben en slaan op alle eerste voortbrengselen van het gewas en het geboomte, als ook op de eerstgeborenen van mens en dier. In Ex 23: 19 en 34: 26 is sprake van ‘de eerstelingen van uw bodem’ (zie ook Dt 26: 2,10). Daar wordt gedacht aan de eerste rijpe vruchten van een bepaald gewas of van het geboomte. Dus van alles wat als voedsel verbouwd of gekweekt wordt. In Ez 44: 30 wordt algemener gesproken over ‘de eerstelingen van wat ook’. Daar worden er ook de eerstelingen van het vee onder verstaan. In Ps 105: 36 wordt het woord ‘eersteling’ gebruikt in verband met de eerstgeborenen in Egypte. De eerstelingen van mens en dier worden echter meestal met het woord ‘eerstgeborenen’ aangeduid. Het woord eersteling kan dus verband houden met mens, dier, geboomte en gewas, maar meestal slaat het op de voortbrengselen van de bodem.
De eerstelingen werden geacht het beste van de oogst te zijn en dat beste moest Israël aan God afstaan. Daarmee werd tevens uitgedrukt dat God de Gever van het gewas en dus de Onderhouder van Israël was.
Zo moesten ook de eerstgeborenen van het vee de Heer gewijd worden (Ex 13: 11-16). Ja, ook de eerstgeborenen onder Israël moesten geheiligd worden voor de Heer als zijn speciaal eigendom (Ex 13: 1,2,15,16) . Later kwam de stam Levi voor de eerstgeborenen in de plaats om de Heer te dienen (zie Nm 3: 11-13).
In 1 Ko 15: 20 ligt er een verband met de eerstelingsgarve van de korenoogst, die uit de eerste rijpe aren van die oogst bestond. Het bewegen van die garve (Lv 23: 10,11) houdt in dat ze aan de Heer werd voorgesteld en opgedragen. In symbolische zin ziet deze eerstelingsgarve op Christus als Degene die uit de dood is opgestaan. Het Pascha spreekt van zijn dood, de eerstelingsgarve spreekt van zijn opstanding. Denk aan het woord van de Heer over zichzelf, dat het tarwegraan moet sterven om daarna boven de grond uit te spruiten en vrucht te dragen (Jh 12: 23,24). Vijftig dagen na het bewegen van de eerstelingsgarve (Lv 23: 15,16) volgde onder Israël het voorstellen van de twee beweegbroden die van de ingehaalde oogst bereid waren en het bewijs van die oogst vormden. Dit feest van de beweegbroden werd later het Pinksterfeest genoemd ( zie Hd 2: 1; 20: 16; 1 Ko 16: 8). Een naam die voortkomt uit een vervorming van het Griekse woord voor vijftig. Vijftig dagen na het Paasfeest werd het Pinksterfeest gevierd en juist op dat feest werd na de dood en opstanding van de Heer Jezus de Heilige Geest uitgestort en een oogst van 3000 zielen binnengehaald. Geestelijk gezien zijn deze gelovigen met Christus gestorven en met Hem opgestaan.
Blijft nog de vraag hoe 1 Ko 15: 20 te rijmen is met Mt 27: 52,53. Hier zit natuurlijk alleen een probleem als de opstanding waarvan in die verzen sprake is een opstanding ten eeuwige leven is. Er zijn namelijk al veel eerder door de Heer Jezus mensen uit de dood opgewekt (dochtertje van Jaïrus, jongeling van Naïn, Lazarus van Bethanië). En in het Oude Testament lezen we ook al van een drietal opwekkingen. Al deze personen zijn echter weer gestorven. Zij zijn niet opgestaan in de zin zoals de Heer opstond.
Zien we de opstanding van de genoemde ontslapenen als een definitieve opstanding, waar veel voor te zeggen is (zie Bode jrg. 126, blz.135), dan zitten we met het probleem hoe Jezus Christus eersteling genoemd kan worden, terwijl er op het moment dat Hij stierf mensen opstonden. Die stonden dus eerder op dan Hij. Voor dit probleem zijn echter twee verklaringen:
a. Het woord ‘eersteling’ heeft net als het woord ‘eerstgeborenen’ een verschuiving in betekenis ondergaan. Het heeft de bijbetekenis gekregen van ‘voornaamste’ (vgl. Gn 49: 3,4 en Ps.89: 28). En deze betekenis kan de eerste zelfs verdringen. Iemand kan in een bepaald opzicht niet de eerste en toch wel de eersteling zijn.
Deze verklaring die opgaat wat de term ‘eerstgeboren’ betreft (zie bovengenoemde teksten) is hier toch minder aanvaardbaar omdat in 1 Ko 15: 23 over ‘daarna’ en ‘ieder in zijn eigen orde’ gesproken wordt. We kiezen dan ook voor:
b. Eersteling slaat hier niet op het ontrukt worden aan de dood, maar op het verlaten van het hele doodsterrein. Het verlaten van het graf dus. Niet voor niets staat er in Mt 27: 53 bij dat deze opgestane ontslapenen pas na de opwekking van de Heer uit de graven gingen en aan velen verschenen. Ze gaven dus aan de Heer ‘de voorrang’.