Betreft: 1 Ko 15: 29
Vraag:
(1) Is het niet een dwaalleer dat je je voor de doden kunt laten dopen?
(2) Gebeurt het nog wel dat men zich voor de doden laat dopen?
(3) Als iemand zich voor de doden laat dopen, vult hij dan (de doop) aan t.b.v. bekeerden, die zich niet hebben laten dopen? Het betekent toch niet dat je in de plaats van een overledene het doopwater ingaat?
(4) Sommigen laten de doop in dit vers niet slaan op de waterdoop, maar op de (martelaars- of lijdens-)doop waarover de Heer Jezus spreekt in Mk 10: 38. Hoe denkt u daarover?
Antwoord:
(ad 1) De uitdrukking ‘voor de doden laten dopen’ is een bijbelse uitdrukking. Er kan alleen sprake zijn van een dwaalleer als Paulus hier zou doelen op een opvatting en praktijk die onder de Korinthiërs gangbaar was. Hij zou dan als volgt argumenteren: ‘Als er geen opstanding van de doden is, waarom zijn er dan bij jullie, Korinthiërs, mensen die zich voor de doden laten dopen?! Jullie eigen praktijk veroordeelt dan toch jullie leer dat er geen opstanding is!’ Vergelijk hierbij het antwoord dat de Heer Jezus aan de Farizeeën gaf in verband met het uitwerpen van demonen (Mt 12: 27).
Ik geef nu een paar uitleggingen van deze tekst met een kort commentaar:
A. het woordje ‘voor’ wordt opgevat als ‘in de plaats van’. Dat geeft dan twee mogelijkheden te weten:
a. door de doop neemt men in het getuigenis op aarde de opengevallen plaatsen in die ontstaan zijn door het overlijden van andere christenen. Je kunt het vergelijken met een leger waarbij de soldaten in de frontlinie wegvallen, maar de gelederen opgevuld worden door anderen. Men kan dat algemeen opvatten: ieder die zich laat dopen neemt bewust of onbewust de plaats van een ontslapene in. Er is echter meer voor te zeggen dat Paulus hier denkt aan bepaalde bekeerlingen die heel bewust met hun doop de plaats van een overleden christen innemen in het getuigenis hier op aarde.
b. men laat zich dopen in de plaats van een overledene waarbij de doop die overledene dan zou worden ’toegerekend’ en hij behouden zou worden (Mormonen ). Dit is inderdaad een dwaalleer. Daar is tegen in te brengen:
- dat er na de dood geen overgang meer mogelijk is (zie Lk 16: 19-31),
- dat een uiterlijke handeling op zichzelf niet behoudt. We worden alleen behouden op grond van geloof,
- dat een ander mens niets kan doen in mijn plaats dat mij zalig maakt. Het komt aan op persoonlijke bekering en geloof.
- dat de zin van de doop als ‘het innemen van de plaats als christen op aarde’ voor de dode niet op gaat.
- dat men zich dan meer dan eenmaal zou moeten laten dopen: eenmaal voor jezelf en vervolgens nog voor de overledene(n).
B. ‘voor’ op te vatten als ‘met het oog op de doden’ ofwel ‘met de dood voor ogen’. De betekenis van de opstanding komt dan echter minder goed tot zijn recht.
C. ‘voor’ op te vatten als plaatsbepaling. Het zou dan betekenen dat men zich bij de graven van de doden liet dopen. Van een dergelijk gebruik weten we echter niets.
Het meest aannemelijk is dan ook – zoals hierboven aangegeven – het woordje ‘voor’ te lezen als ‘in de plaats van’, maar zonder de gedachte van ’ten behoeve van’. Het ‘in de plaats van’ heeft dan niets met toerekening aan een ander te maken, heeft niets te doen met de hemel, met redding of zo iets. Het ziet er alleen op dat degene die zich laat dopen hier op aarde de plaats inneemt van een overleden gelovige wiens plaats in het getuigenis van God hier op aarde is opengevallen. Hij vult dan als discipel een lege plaats op.
(ad 2) Het komt voor bij de Mormonen (zie ad 1) maar dan als een dwaalleer alsof je doop dan een ander ten goede zou komen.
Als de algemene betekenis juist is (zie ad 1 Aa) dan is iedere doop een doop voor de doden, want het ‘leger van Christus’ wordt dan constant aangevuld.Het zou kunnen gebeuren als iemand bij zijn doop zou verklaren de lege plaats van die of die overleden christen in te willen nemen. Voorbeelden daarvan ken ik echter niet.
(ad 3) Nogmaals: als je gedoopt wordt, is dat voor jezelf. Je kunt je niet laten dopen ten behoeve van een ander. De doop is ieders eigen beslissing.Je vult echter ook niet iets aan t.b.v. een gelovige die in zijn leven niet gedoopt is. De doop heeft niet met de eeuwige behoudenis te maken. Wat voor zin zou het dan hebben dat je je laat dopen voor een gelovige die tijdens zijn leven niet gedoopt is.
De doop houdt in dat men hier op aarde zijn plaats als christen inneemt in het getuigenis van Jezus Christus. Daarnaast ziet de doop op de afwassing van de zonden en het begraven worden met Christus in ‘het watergraf’.
(ad 4) Op zichzelf geeft deze verklaring een goede zin. Het heeft geen nut de martelaarsdood voor Christus te sterven als er geen opstanding is. Maar of deze uitleg de juiste is, is de vraag, want:
- er staat dat iemand zich voor de doden laat dopen. De martelaars dood laat je niet over je komen. Die komt over je of je het nu wilt of niet.
- het is de grote vraag of de Korinthiërs zonder nadere aanwijzing van de apostel Paulus aan de lijdensdoop gedacht zouden hebben
- de gedachte aan ‘voor de doden’ gedoopt zijn, komt dan niet zo uit als de uitleg die onder punt 1 aan het slot gegeven is.