Betreft: Ef 1:3, 20; 2:6; 3:10; 6:12
Vraag:
Is er meer dan een hemel? Wat moeten we verstaan onder de uitdrukking ‘hemelse gewesten’?
Antwoord:
In de Bijbel wordt zowel over de hemel als over hemelen gesproken. Vergelijk Fl 2:10; Rm 1:13; 10: 6; 1 Ko 15:47 met 2 Ko 12:2 en 1 Kn. 8:27.
Bij hemel denken we aan het hele gebied buiten de aarde en dan kunnen we bepaalde indelingen gaan maken. We kunnen spreken van de wolkenhemel ofwel het uitspansel dat op de tweede dag geschapen werd (Gn 1:3, 20; 7:11; Mt 6:26), vervolgens van de sterrenhemel (Dt 4:19; Ps 8:4; Mat 24:29 en van de hemel als verblijfplaats van de engelen en
van God (1 Kn 8:27; 2 Kr 6:18; Ps 2:4; 115:16; Mt 6:19-21; Hb 4:14; 7:26; 8:1,2; 9:2).
Een dergelijke indeling in drieën gaat schuil achter de woorden van Paulus, dat hij opgetrokken is geweest in de derde hemel (2 Ko 12:2).
De uitdrukking ‘hemelse gewesten’ kan hiermee in verband gebracht worden. Nu is het woord ‘gewesten’ in het Nederlands toegevoegd, maar dat kan moeilijk anders. Letterlijk staat er ‘de hemelse’, maar dat is geen Nederlands, daar moet iets bij en het meest voor de handliggend is te denken aan hemelse gewesten, oorden of gebieden.
Om de betekenis ervan te vatten zullen we de plaatsen in de brief aan de Efeziërs moeten nagaan.
In Ef 1:3 staat dat we gezegend zijn met allerlei geestelijke zegeningen. in Christus de hemelse gewesten Onze zegeningen liggen dus verankerd in Jezus Christus. Ze zijn begrepen in Hem.
We genieten er al van hier op aarde. Maar die zegeningen behoren tot de hemelse sfeer.
Ef 1:20 zegt dat Christus zit aan Gods rechterhand in de hemelse gewesten. Hij vertoeft daar dus. Het is maar niet een toestand, maar een gebied waar Christus zit aan Gods rechterhand.
Ef 2:6 zegt, dat we medeopgewekt zijn met Christus en dat ook wij in Christus een plaats hebben in de hemelse gewesten. Zoals gezegd is Christus daar, maar Christus vertegenwoordigt ons daar ook. Als God Christus ziet, ziet Hij ons in Christus besloten. We leven nog wel op aarde, maar God ziet ons al daar zitten als Hij Christus aanschouwt.
Uit Ef 3:10 blijkt dat er engelenmachten, geestelijke overheden in de hemelse gewesten zijn en dat wij vanaf deze aarde hen de veelkleurige wijsheid van God bekend maken. Of we dat doen door ons getuigenis, met woorden dus, of door ons verkeer, ons zijn hier op aarde als gemeente kunnen we in het midden laten.
Duidelijk is dat er de hemelse gewesten engelenmachten verkeren. Dat blijkt nog eens extra uit Ef 6:13. Daar gaat het echter niet om goede engelen, maar om boze machten. Of dat het in Ef 3 :10 ook het geval is, is de vraag. Ik denk het niet, want wat voor nut heeft het de boze engelen de veelkleurige wijsheid van God voor te stellen. God erom prijzen en grootmaken doen de boze engelen niet, de goede engelen wel.
In Ef. 6 is echter duidelijk sprake van gevallen engelenmachten. Deze vertoeven dus ook in (een deel van?) de hemelse gewesten. We zien dat ook in Jb 1 en 2. Onze strijd met die boze machten voeren we hier op aarde. Deze machten gebruiken ook mensen op aarde met verkeerde leringen en praktijken om ons geestelijk schade toe te brengen.
We hebben de strijd echter niet tegen deze mensen als zodanig, maar tegen de geestelijke machten waarvan ze bewust of onbewust werktuigen zijn. En de bedoeling van deze machten is ons te beroven van het genot van de zegeningen die we in de hemelse gewesten in Christus bezitten en om ons praktisch tot struikelen te brengen.
Een illustratie hiervan hebben we in de geschiedenis van Israël. Het land Palestina is een type van het hemelse gebied. Israël moest dat land in bezit nemen en kan dan van de zegen van het land genieten. De Kanaänieten wilden hen daarvan echter beroven en ze hadden dan ook strijd te leveren.
Hopelijk maakt het bovenstaande iets duidelijk van wat er met de hemelse gewesten bedoeld is.