Betreft: Ef. 2:11,12,19;3:6; Rm 9:1-5
Vraag:
Zijn de bekeerde heidenen burgers van Israël geworden en dus bij Israël ingelijfd?
Antwoord:
De Godsspraken gericht aan Abraham (Gn 12,15,17,22) bevatten twee soorten beloften:
a. Beloften voor Abraham en zijn letterlijk nageslacht;
b. beloften die via het zaad van Abraham tot de volken zouden gaan. Want in zijn zaad zouden alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
ad. a
Abraham zou een groot volk worden. Dat volk zou het land Kanaän bezitten. Uit dat volk (Israël) zou HET ZAAD, de Messias voortkomen. De profeten onthullen ons dat Israël onder de Messias het land Palestina in vrede zal bezitten en dat alle volken met Israël gezegend zullen worden in die vrede-regering. Om die zegen te kunnen ervaren moet Israël echter gereinigd worden van zonden. Daarvoor moest de Messias lijden (Js 53). Zij moesten gerechtvaardigd worden en dat ging niet door het houden van de wet, maar enkel door geloof. Net als dat met vader Abraham het geval was.
ad. b
Deze rechtvaardiging is er echter niet alleen voor Israël maar ook voor de volken. Door de prediking van het evangelie komt de zegen die aan Abraham al beloofd was, tot de volken. En dat niet doordat die volken Israëlieten werden door zich te laten besnijden of iets dergelijks. Nee het geschiedt enkel op grond van geloof.
Nu hadden de Israëlieten een heleboel voorrechten gekregen. Rm 9:1-5 spreekt daarvan. Met de heidenen was dat niet het geval, zoals Ef 2:12 zegt. Wat is er nu gebeurd op grond van de prediking van het evangelie? Zijn de gelovige heidenen Joden geworden? Hebben ze deel gekregen aan de wetgeving, de verbonden, het beloofde land , enz….? Nee, er is heel wat anders gebeurd en wel dit:
De Joden hadden voorrechten, ze waren nabij, maar hadden geen vrede. En nu is Christus gekomen en heeft vrede verkondigd aan de Joden die nabij waren.
De heidenen hadden geen enkel voorrecht en ook zij hadden geen vrede. Maar Christus kwam en Hij verkondigt vrede aan hen die veraf waren. En wat is het resultaat? Dat Jood en Heiden tot een nieuwe mens geschapen zijn (Ef 2:15) . En ook dat ze beide in één lichaam verzoend zijn met God. Dat lichaam is de Gemeente. Er is dus iets totaal nieuws ontstaan.
De heidenen zijn nu geen vreemdelingen meer. Zijn ze burgers van Israël geworden? Nee, dan zouden de beloften onder a genoemd ook voor hen zijn. Nee ze zijn(zie Ef 2:19-22)
- medeburgers van de heiligen
- huisgenoten van God
- ze zijn opgebouwd op het fundament van apostelen en profeten tot een heilige tempel in de Heer
De bekeerde Heidenen zijn (samen met de bekeerde Joden):
- medeërfgenamen van God (Rm 8:17);
- medeïngelijfden (in het lichaam van Christus);
- mededeelgenoten van de belofte in Christus Jezus (Tt 1:2.