Colossenzen 01:24 Was zijn werk dan niet af?

Betreft: Ko 1: 24

Vraag:

a) Hoe kan er nu aan de verdrukking van Christus voor de gemeente iets ontbreken? Was zijn werk dan niet af?
b) Wat betekent ‘in je vlees aanvullen wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus’?

Antwoord:

a) Aan het werk van Christus ontbreekt niets. Zijn leven en sterven was volkomen ter verheerlijking van God. Zijn werk was ook eens en voor altijd voldoende wat het aspect van de verzoening betreft (zie Hb 10: 11-14). Christus heeft zijn werk voleindigd en kon naar waarheid zeggen: Het is volbracht ( Jh 17: 4; 19: 30). Iedereen die zich bekeert en gelooft in Jezus Christus wordt op grond van zijn werk met God verzoend.
Er staat dan ook niet dat er aan het werk van Christus wat ontbreekt, maar dat er aan de verdrukkingen van Christus voor de Gemeente iets ontbreekt.

Lijden van Godswege als zondedrager

Hierbij zijn de volgende overwegingen van belang: We moeten onderscheid maken tussen het lijden dat de Heer Jezus van Godswege onderging omdat Hij onze zonden droeg en tot zonde werd gemaakt. Dat lijden heeft een verzoenend karakter. Het verzoeningswerk heeft Christus volkomen volbracht. Daarvoor heeft Hij geleden op het kruis in de drie uren van duisternis en is Hij door God verlaten. Aan die verdrukking of dat lijden hoeft niets toegevoegd en kan ook niemand iets toevoegen, want het werk van Christus was volmaakt. Hij heeft volkomen de straf gedragen, die ons de vrede brengt ( Js 53: 5)

Verdrukking vanwege de mensen

Daarnaast heeft Christus geleden omdat de mensen Hem verdrukt hebben. Heel zijn leven is Hij miskend, bespot en gehaat. Tenslotte heeft men Hem geslagen, een doornenkroon op zijn hoofd gezet en Hem een vreselijke dood, de dood van kruisiging doen ondergaan. Dat lijden vanwege de kant van de mensen ondergaan allen die Christus toebehoren, zij het niet allen in dezelfde mate. Christus heeft gezegd: ‘Indien ze Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen’ ( Jh 15: 20).

Ontbreken

Ontbreken heeft bij ons een sterk negatieve klank, maar dat is hier niet het geval. Het heeft hier niets te maken met tekort schieten. De kwestie is dat er nog aanvullende dingen nodig zijn. Daar is in dit geval mee bedoeld dat predikers moesten uitgaan om het evangelie te verkondigen en dat prediken brengt verdrukking van de kant van de mensen met zich mee. Paulus heeft dat heel duidelijk ondervonden.

Predikers vereist

Op grond van het werk van Christus kan de Gemeente, die het lichaam van Christus genoemd wordt, gevormd worden. Veronderstel nu, dat er totaal geen apostelen en geen predikers geweest waren om het evangelie te verkondigen; dan zou het werk op het kruis wel volbracht zijn op grond waarvan de Gemeente kon worden gevormd, maar die Gemeente zou in de praktijk niet zijn ontstaan, want hoe zouden ze horen als er niet iemand is die predikt ? ( Rm 10: 14). Menselijkerwijs gezegd zou dan de Heer Jezus niet naar de hemel hebben moeten gaan, maar zelf hebben moeten uitgaan in de wereld om het evangelie te prediken. Hij zou dan de verdrukkingen hebben ondergaan om de Gemeente praktisch in het leven te roepen, die de apostelen en wat de heidenwereld betreft vooral de apostel Paulus hebben ondergaan.

Er zijn echter wel predikers uitgegaan en de verdrukking die hun deel was, is dus een vervolg op de verdrukking die Christus vanwege de mensen heeft geleden. In die verdrukking vanwege de mensen deelden de apostelen. Maar die verdrukking voelt Christus ook als Hemzelf aangedaan, Hij leeft mee met de zijnen ( vergelijk Mt 25: 40 en 45).
Het aanvullen van wat nog ontbreekt aan de verdrukking van Christus voor de Gemeente, ziet dus op de verdrukking die de mensen Paulus hebben aangedaan toen hij het evangelie verkondigde. Deze prediking was nodig om de Gemeente – praktisch gezien – in het leven te roepen.

b) In je vlees aanvullen

Er staat niet dat ‘wij’ of ‘de gelovigen’ in het algemeen in ons vlees aanvullen wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus voor de Gemeente. Paulus zegt het van zichzelf als degene die door zijn werk het middel in Gods hand was om de Gemeente in de heidenwereld gestalte te geven en die daarbij vervolgd en verdrukt werd en hij spreekt daarbij over zichzelf als iemand die een dienaar geworden is van de Gemeente (zie vs 25).

Of we aan de woorden van de apostel een algemene strekking mogen geven en ze mogen toepassen op zendelingen die uitgaan in de heidenwereld om het evangelie te verkondigen is dan ook de vraag. Maar ook als dat kan dan is het toch zeer onwaarschijnlijk dat deze woorden ook gelden voor ons als getuigen van Christus in een land waar de Gemeente al gevestigd is. Kortom we moeten deze uitspraak verklaren met het oog op Paulus en diens werk voor de Heer.

In mijn vlees

We zitten dan nog met de vraag wat Paulus bedoeld met zijn ‘vlees’. Het woord ‘vlees’ kan diverse betekenissen hebben. Het kan zien op de materie vlees onderscheiden van been of botten. Het kan slaan op onze zondige aard. Het kan betrekking hebben op de mensen in het algemeen: ‘alle vlees is als gras’. Hier bedoelt de apostel er zijn lichaam, zijn lichamelijk bestaan mee. Vergelijk hiermee Fp 1: 20 en 22 en 2.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies