Betreft: 2 Th 1: 11
Vraag:
Wat wordt bedoeld met de roeping waardig achten?
Wat gebeurt er als dit niet het geval is?
Antwoord:
Je bent ergens uitgeroepen en je bent ergens toegeroepen. De Thessalonikers zijn uit de afgodendienst geroepen om de levende God te dienen en Zijn Zoon uit de hemel te verwachten (1 Th 1: 9, 10). Ze zijn ertoe geroepen eenmaal met de Heer te zijn ( 1 Th 4: 13-18). Tussen die twee polen beweegt zich het leven van de gelovige. De weg van het geloof hier op aarde brengt echter verdrukking met zich mee ( 1 Th 3: 3,4; 2 Th 1: 4). Voor de gelovige moet het een voorrecht geacht worden met Christus te mogen lijden.
Het gebed dat God hen de roeping waard mocht achten, houdt in, dat ze te midden van de vervolging staande zouden blijven en de naam van de Heer zouden verheerlijken (zie vs. 11 b en 12). Dat betekent loon ontvangen.
Als wij verslappen in het geloofsleven kan God ons niet aan die beproevingen blootstellen om door onze standvastigheid Zijn naam te verheerlijken. Om een voorbeeld te geven: Wat God van Abraham kon vragen kon God in de verste verte niet van Lot verwachten ( Gn 22).
Als we niet waardig geacht worden houdt dat in dat God ons ook niet zo belonen kan als hen die Hij wel waard acht. Het gaat dan niet om al; of niet behouden worden, maar om loon ontvangen.