2 Timotheüs 01:05 Waarom gaat het hier niet om de geloofsleer?

Betreft: 2 Tm 1: 5; 1 Tm 1: 5

Vraag:

Waarom gaat het hier niet om de geloofsleer? Timotheüs heeft die toch geleerd en vastgehouden?

Antwoord:

De Bijbel gebruikt het woord geloof op drie manieren:

a. als aanduiding van alles wat men gelooft. Dan gaat het om de geloofsleer (denk aan Jd: 3). In die leer kun je anderen onderwijzen. Maar van die leer kun je nooit spreken als van ‘ongeveinsd geloof’. Een geloofsleer staat vast of ze is onzeker, maar je kunt niet spreken over de ongeveinsde geloofsleer. Het woord ongeveinsd slaat namelijk op iemands instelling.

b. als gave, die aan sommigen in de Gemeente is gegeven (zie 1 Ko 12: 9; 13: 2). Dan betreft het iemands geloofsvertrouwen. Daarover gaat het in 2 Tm 1: 5 niet.

c. als aanduiding van het persoonlijk, zaligmakend geloof (Jh 3: 16; 5: 24). Dat geloof heeft natuurlijk ook een inhoud. Je gelooft ‘iets’, maar dat iets betreft dan God en Jezus Christus. In 2 Tm 1: 12 zegt Paulus niet: ‘Ik weet wat ik geloofd heb, maar ik weet Wie ik geloofd heb. Blijkens Jh 2: 23-25 en 8: 31-37 is geloven en geloven twee. De Joden geloofden alleen om de tekenen die ze zagen. Het was slechts een verstandelijke overtuiging en geen hartezaak. Zo kan men ook veinzen in de Here God en in de Heer Jezus te geloven. Omdat er sprake is van ‘ongeveinsd’ geloof, slaat het dus op het persoonlijk geloof in God en in Christus. Natuurlijk heeft Eunice de kleine Timotheüs verteld wat in de Bijbel staat, maar het gaat er in dit vers om dat hij daardoor tot het persoonlijk geloof in God (en in Christus) was gekomen.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies