Betreft: 2 Tm 3: 16
Vraag:
a) Wat bedoelt u met het onderscheid dat niet alleen de schrijvers geïnspireerd waren, maar ook hun geschriften?
b) In dit vers staat o.a. dat de Schrift nuttig is om te verbeteren. Maar moeten wij dan Gods Woord verbeteren?
Antwoord:
a) In 1 Pt 1: 21 staat dat de profeten door de Heilige Geest gedreven (dat is: geïnspireerd) werden. Nu zou men dit zo kunnen opvatten, dat de Geest de schrijvers wel leidt en inspireert, maar dat ze bij de weergave toch hun eigen gedachten zouden kunnen invoegen. Je zou dan kunnen zeggen, dat de schrijvers wel geïnspireerd werden, maar dat ze niet altijd feilloos weergaven, wat God wilde.
In 2 Tm 3: 16 wordt echter gezegd, dat de Schrift – zoals ze daar ligt- van God ingegeven of geïnspireerd is. Deze uitdrukking legt dus nog meer de nadruk erop dat de Bijbel Gods Woord is.
b) Dit vers begint met te zeggen, dat de Schrift (of elk schriftwoord) nuttig is om te leren. Dat betekent niet, dat wij de Schrift iets moeten leren, maar dat wij met de Schrift kunnen leren of onderrichten. Dan volgt ‘om te weerleggen’, ook dat betekent, dat de Schrift verkeerde leringen weerlegt, ofwel dat wij de Schrift daarvoor kunnen gebruiken. Welnu, zo zit het ook met het woord ‘verbeteren’.
De Schrift is nuttig om te verbeteren, niet om zelf verbeterd te worden, maar om te verbeteren waar onvolkomen inzicht is of – en dat is zeer waarschijnlijk bedoeld – te verbeteren wat de levenswandel betreft.
Tenslotte staat er ‘om op te voeden in de gerechtigheid’. Ook daar is niet bedoeld, dat dit met de Schrift zou moeten gebeuren, dus dat de Schrift opgevoed moet worden, maar dat de Schrift ons kan opvoeden ofwel dat we de Schrift daarvoor gebruiken kunnen ten behoeve van anderen.
Paulus schrijft aan zijn dienstknecht Timoteüs en hij wil hem overtuigen van het belang van de Schrift. Want Timoteüs moest met de schrift onderricht geven, weerleggen, verbeteren en opvoeden in de gerechtigheid.