Betreft: Hebr. 1:1, 2
Vraag:
In deze verzen is er sprake van dat Jezus Christus tot erfgenaam is gesteld van alle dingen. Maar een erfenis gaat toch pas over op een ander als de dood van de eigenaar van de erfenis (de erflater) heeft plaatsgevonden?
Antwoord:
In Ps. 2:8 lezen we dat God volken gegeven heeft tot erfdeel aan zijn Zoon en de einden van de aarde tot zijn bezit. hiermee kunnen we verbinden Matt. 21:38 waar in de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden lezen dat de landlieden van de zoon van de heer van de wijngaard getuigen dat hij de erfgenaam is. Welnu die zoon is de Messias, de Zoon van God. Christus is dus erfgenaam, de erfenis komt Hem toe.
Nu is het normaal dat een erfenis aan erfgenamen wordt geschonken na de dood van de erflater. In dit geval is God dan de erflater, maar het beeld van de erfenis kunnen we hier niet zo doortrekken dat dus God moest sterven om aan Zoon de erfenis te doen toekomen.
Toch leert de Schrift wel degelijk dat er een dood moest plaatsvinden om de erfenis te doen toekennen. dezelfde brief aan de Hebreeën spreekt daarover in 9:17 waar het verbond met een testament wordt gelijkgesteld en wordt gezegd, dat een testament pas geldig wordt als de dood heeft plaatsgevonden
Dan is er echter geen spake van de dood van God, de Vader, maar de dood van Jezus Christus die waarachtig God is. Je zou het misschien zo kunnen zeggen dat God stierf in zijn Zoon.
Jezus Christus heeft op twee manieren recht op de aarde en de hemel en wel in de eerste plaats als de Schepper, maar vervolgerns ook als de Mens, als de Messias. Maar om als zodanig de erfenis in bezit te kunnen nemen moest Hij sterven.
Verder kunnen we nog opmerken dat wij ook erfenamen van God zijn omdat we zonnen zijn (zie Gal. 4:7. Dat staat ook met zoveel woorden in Rom. 8:17. We zijn kinderen en daarom erfgenamen. Erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus (zie ook Ef. 1:18.