Betreft: Jak. 2:13
Vraag:
Graag een uitleg van dit vers.
Antwoord:
Dit vers bevat twee uitspraken, te weten:
(a) het oordeel zal onbarmhartig zijn over hem, die geen barmhartigheid gedaan heeft, en
(b) de barmhartigheid roemt tegen (of: triomfeert over) het oordeel.
De eerste uitspraak betekent dat God zonder barmhartigheid hen zal oordelen die geen barmhartigheid aan anderen bewezen hebben.
De tweede uitspraak slaat terug op de eerste, maar ze is moeilijker te begrijpen. De vraag is namelijk of de barmhartigheid die ‘roemt tegen het oordeel’ de barmhartigheid is, die God ons bewijst of dat het de barmhartigheid betreft, die wij anderen bewijzen.
Eerste uitleg
Verschillende uitleggers houden het op het eerste. Volgens hen gaat het om twee grondbeginselen die bij God werkzaam zijn, namelijk dat God het kwaad moet oordelen, maar dat daartegenover staat dat Hij barmhartigheid wil bewijzen. Daarbij triomfeert de barmhartigheid van God over het gericht. Daarbij wordt dan de gedachte ingelast dat dit mogelijk is op grond van het werk van Christus, die het oordeel op het kruis heeft ondergaan. Vergelijk hiermee lied 153 uit de bundel Geestelijke Liederen: ‘Gerechtigheid drong aan op straf, genade dong om vrijgeleide’. Het bezwaar tegen deze uitleg is, dat de barmhartigheid van God slechts bewezen wordt aan hen die geloven…. maar daarover zegt ons vers niets. Zoals gezegd moet je dat er bij deze uitleg ‘inlassen’. Bovendien ontbreekt bij deze uitleg de samenhang bij de overgang van a naar deel b. Eigenlijk zwakt deze uitleg de ernst van de eerste uitspraak af, want men zou (enigszins overdreven) kunnen lezen: ‘Gods gericht is wel zonder barmhartigheid… maar Gods barmhartigheid is gelukkig groter. Dus maak je geen zorgen.’
Tweede uitleg
Laten we de barmhartigheid die in deel b genoemd wordt terugslaan op de barmhartigheid die als tweede in deel a genoemd wordt, dus op de barmhartigheid die wij, mensen, aan anderen bewijzen, dan krijgen we een veel beter lopende uitleg, die ook heel wat beter past in het kader van de brief van Jakobus. Dan behoeft men geen nadere verklaring voor de overgang van a naar b in te voegen, die is namelijk voor de gedachtengang overbodig, want er worden dan twee dingen heel voor de hand liggend tegenover elkaar gesteld. De uitleg loopt dan zo:
Gods oordeel zal zonder barmhartigheid zijn over hen die geen barmhartigheid bewezen hebben. Maar als iemand wel barmhartigheid beoefent, dan triomfeert zijn gedrag, zijn bewijzen van barmhartigheid tegen het oordeel.
Anders gezegd: dan wordt hij niet geoordeeld. Dat bewijzen van barmhartigheid heeft natuurlijk niet in zichzelf die waarde, maar (zoals geldt van alle werken) alleen als vrucht van het geloof. Voor Jakobus, die de nadruk legt op onze verantwoordelijkheid en op het feit, dat ons geloof in onze werken moet uitkomen, is dat een zeer voor de handliggend kontrast tussen de beide zinsdelen.