Betreft: Openb. 1:20
Vraag:
Wie of wat wordt bedoeld met de ‘engelen van de zeven gemeenten’
Antwoord:
In de aanhef van elk van de zeven brieven, die volgen, staat ‘schrijf aan de engel van de gemeente …’ Bij elke plaatselijke gemeente wordt dus één engel gedacht, en niet meerdere engelen. De vraag is nu wie of wat deze engel voorstelt. Er zijn daarvan diverse verklaringen gegeven:
a. De engel is de boodschapper (het woord engel betekent ‘bode’) tussen Johannes en elk van de zeven gemeenten. Maar dat Johannes zeven verschillende boodschappers gehad zou hebben is totaal onaannemelijk. Wat echter meer zegt: de brieven zijn gericht aan de engel en de bovenbedoelde boden zouden alleen tot taak hebben gehad de brieven te brengen. N.B. Je richt geen brief aan de postbode;
b. Met de engel wordt de bisschop van de gemeente bedoeld. Hij dus die de hoofdverantwoordelijkheid heeft en het opperste gezag vertegenwoordigt. Maar… de figuur van een bisschop is aan de bijbel totaal onbekend. Het woord ‘bisschop’ is afgeleid van episcopos, dat opziener beduidt. Daarnaast kennen we het woord ‘presbyteros’ dat oudste of ouderling beduidt. Met beide woorden wordt eenzelfde persoon of beter personen aangeduid. Blijkens Titus 1:5, 7 en Hand. 20:17, 28 worden met opzieners en oudsten dezelfde personen aangeduid. In de loop van de kerkgeschiedenis is al vrij spoedig het ambt van bisschop ingesteld. De volgende stap was dat bisschoppen van belangrijke steden aartsbisschoppen werden genoemd. En deze ontwikkeling eindigde tenslotte met het verheffen van de bisschop van Rome tot Paus.
Deze ontwikkeling wordt door de bijbel echter niet gesanktionneerd. Ze druist tegen de Schrift in. De enige twee ambten als men ze zo noemen wil, die de bijbel kent zijn de ambten van ouderling en diaken. En plaatselijk was er niet één ouderling, maar waren er meer ouderlingen. Met de engel van de gemeente kan dan ook nooit zoiets als een bisschop bedoeld zijn.
c. Sommigen zien in de engel de persoon, die wij in protestantse kerken de dominee noemen. Men denkt dan aan de leraar, die door zijn onderricht licht geeft voor de gemeente. Maar in de gemeenten destijds kende men zo’n leraar niet. Er waren wel leraars en profeten, herders en evangelisten als gaven in het lichaam. Maar in elke plaats waren er meerdere leraars en meerdere herders. De leraar van die en die gemeente kende men niet. Zie Hand. 13:1 en 1 Kor. 12 en 14;
d. Anderen zoeken meer verband met teksten waarin op een bijzondere wijze over engelen in verband met personen wordt gesproken. Te denken valt aan Hand. 12:15 waar ten opzichte van Petrus gezegd wordt: ‘Het is zijn engel’ en Matt. 18:10 waar we een soortgelijke aanduiding vinden met het oog op de kinderen. Het zou dan zien op de engel, die met bijzondere zorg voor die plaatselijke gemeente van Godswege belast was;
e. Het merkwaardige is echter dat in de engel de hele gemeente wordt aangesproken en verantwoordelijk wordt gesteld en daarom denken velen, dat de term engel op zichzelf ook een symbolische aanduiding is. Daarmee zijn dan allen bedoeld, die een plaats van verantwoordelijkheid innemen en door hun gaven licht verspreiden.
Dit laatste is misschien de meest aannemelijke verklaring. In ieder geval mogen we uit het gebruik van het enkelvoudige woord engel niet besluiten tot een bepaalde eenhoofdige gemeentestruktuur, die er geweest zou zijn want de Schrift geeft aan dat er niet zo’n struktuur bestond. En verder hebben we te bedenken dat de verantwoordelijkheid van elk ‘lid’ van de plaatselijke gemeente benadrukt wordt. We hebben allen, wie we ook zijn, de inhoudt van deze brieven ter harte te nemen. Er staat niet voor niets ‘wie een oor heeft, die hore.