Hoe moeten we de uitspraak: ‘De Bijbel is het Woord van God’ opvatten? Is de hele Bijbel het Woord van God en zijn dus alle mededelingen volkomen betrouwbaar, of zijn alleen bepaalde gedeelten van de Bijbel Goddelijk? Of is slechts de boodschap, die uit de Bijbel tot ons komt, Gods Woord?
Wie zal op deze vragen het beslissende antwoord geven? Wel, dat doet de Bijbel zelf. Nu, en niet eerder (zie vraag 5 van de vorige les), komt het ‘zelfgetuigenis van de Bijbel’ aan de orde. Als we door de boodschap van de Bijbel tot bekering en geloof in Jezus Christus zijn gekomen, zal het getuigenis dat de Bijbel over zichzelf geeft, voor ons beslissend moeten zijn. We zullen dit getuigenis nu gaan onderzoeken.
01) Zoals in les 9 is gezegd, heeft het geen zin met ongelovigen te spreken over het gezag van de Bijbel. Men moet eerst de kracht van de Schrift hebben ervaren om over zijn gezag te kunnen praten. Iets anders wordt het, wanneer met belijdt dat de Bijbel een ‘Goddelijk’ boek is. Dan is er namelijk een basis om van uit te gaan. Hier valt een vergelijking te trekken met het optreden van Paulus. In Handelingen 17:16-31 vinden we een verslag van zijn toespraak tot de heidenen te Athene. Haalt hij in deze rede Schriftplaatsen aan?……
02) Vergelijken we daarmee nu eens de wijze waarop hij in de synagoge te Antiochië de Joden toespreekt, die het Goddelijke karakter van de Schrift erkenden (Handelingen 13:16-41). Hoeveel aanhalingen uit het Oude Testament komen in die toespraak voor?…… In dit geval was het dus op zijn plaats om de bewijskracht van de Schrift te laten voelen. Zo kunnen wij ieder, die erkent dat de Bijbel het boek is waardoor God zich openbaart, uit de Schrift bewijzen dat de Bijbel het onfeilbaar, onaantastbare Woord van God is. Of men dit getuigenis wil aanvaarden is natuurlijk een andere zaak.
03) Welnu, wat zegt de Bijbel zichzelf? We beginnen met het getuigenis van het Oude Testament. Zo vinden we in Psalm 119 uitspraken over de wet of Thora, dat wil zeggen: de vijf boeken van Mozes. In vers 1 spreekt de dichter over ‘de wet des Heren’, in vers 2 heeft hij het over ‘het bewaren van zijn……’, in vers 3 over ‘wandelen in zijn……’, in vers 4 over ‘uw……’, in vers 5 over ‘het onderhouden van uw……’, in vers 6 gebruikt hij de term: ‘uw……’, in vers 7 heeft hij het over ‘rechtvaardige……’, en in vers 8 over ‘uw……’. En dan in vers 9 duidt hij diezelfde wet, die inzettingen, die geboden, enz., aan als: ‘……’, dat de jongeling op het rechte pad houdt. Dit doet de psalmist niet één keer, maar vele malen.
04) Vaak ook getuigt iemand in de Bijbel van zijn eigen mondelinge of schriftelijke mededelingen, dat het Gods Woord. Zo zegt David in 2 Samuël 23: ‘De…… spreekt door……, zijn…… is op mijn……’. En wat lezen we regelmatig in de profeten, bijvoorbeeld in Amos 1: 3: ‘…… de Heer’ of in Haggaï 1: 3: ‘…… kwam door de dienst van de profeet Haggaï’, of in Zacharia 9:1: ‘……’. Hier zouden talloze voorbeelden aan toe te voegen zijn.
05) We gaan nu na wat de Heer Jezus over het Oude Testament gezegd heeft. Wat staat er aan het slot van Johannes 5? ‘Want als (indien) gij…… zoudt gij ook…… geloven’, en: ‘Maar indien gij……, hoe zult gij…… geloven?’. Hier stelt de Heer het gezag van de…… van Mozes even hoog als dat van de woorden die Hij zelf spreekt. Sprak de Heer Jezus de woorden van God?…… (zie Johannes 7:16; 12: 49). Welnu, dan zijn de boeken van Mozes ook Gods Woord.
06) De volkomen betrouwbaarheid van Mozes en de profeten blijkt ook uit Lukas 16. Wat antwoordt Abraham aan de rijke man? ‘Indien zij…… niet luisteren, zullen zij…… ‘. De boeken van het Oude Testament hebben dus, volgens dit woord van de Heer, een nog groter gezag dan een boodschap, die rechtstreeks door een persoon, die uit de doden zou zijn opgestaan, zou worden gebracht.
07) Dat de geschriften van de profeten het absolute Woord van God zijn, volgt ook uit het verwijt dat de Heer de Emmaüsgangers maakt: ‘O, onverstandigen en tragen van hart, dat……'(Lukas 24).
08) Er zijn twee heel sterk sprekende uitdrukkingen uit de mond van de Heer Jezus, die laten zien hoe onfeilbaar de Schrift is. In Johannes 10: 35 lezen we namelijk: ‘De Schrift kan niet……’. Zelfs de kleinste lettertekens: de ‘jota’ en de ’tittel’ staan er niet tevergeefs. Dit blijkt uit de tweede uitspraak, vermeld in Mattheüs 5 vers……
09) In al Zijn gesprekken met de Joden heeft de Heiland nooit het gezag van de Schriften aangetast. Integendeel, voor Hem had de Schrift het laatste woord. Regelmatig komen we tegen, dat Hij zegt: ‘Hebt gij nooit (of: niet)…… ‘(zie: Mattheüs 21:16; 22:31) en dan citeert hij een tekst uit de Schrift.
10) Zelfs bij de verzoeking in de woestijn verslaat de Heer de satan niet met Zijn eigen woorden, nee, Hij beroept zich tot driemaal toe op de Schriften met: Er staat……'(Mattheüs 4). En de satan moet daarvoor wijken.
Laten ook wij, ondanks alles wat er tegenwoordig geleerd wordt, dit voorbeeld van onze Heiland volgen, opdat we bewaard blijven voor een dwaalweg die tot oneer is van Zijn Naam en waarop we ‘schipbreuk lijden aangaande het geloof'(1 Timotheüs 1:19).
Antwoorden
- nee
- 5
- getuigenissen; wegen; bevelen; inzettingen; geboden; verordeningen; inzettingen; uw woord
- Geest des Heren; mij; woord; tong; zo zegt; En het woord des Heren; Godsspraak, het woord des Heren
- Mozes geloofde; Mij; zijn geschriften niet gelooft; mijn woorden; geschriften; ja
- naar Mozes en de profeten; ook indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen
- gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben
- gebroken worden; 18
- gelezen
- immers geschreven