Behoed uw hart boven al wat te bewaren is want daaruit zijn de oorsprongen des levens (Spr 4:23). In de NBV vertaling wordt deze tekst als volgt weergegeven: “Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven” Hier wordt in wat begrijpelijker taal; de tekst weergegeven.
Bij drie punten willen we stilstaan, te weten
- waarom moeten we ons hart bewaken?;
- wat is het belang van dit bewaken?;
- kunnen we uit onszelf hart bewaken?
Waarom moeten we ons hart bewaken?
Jaren terug waren we met ons gezin van drie kinderen op vakantie in Duitsland. We brachten daar o. a. een bezoek aan een familie die een grote tuin met een vijver had. We zaten op het terras thee te drinken en ons jongste kind van een jaar of twee, drie scharrelde er wat rond. De gastvrouw zag het gevaar dat het kind in de vijver zou vallen en gaf haar dochter van een jaar of veertien opdracht op de kleuter te letten. Waarom moest ze op de kleine letten? Omdat zo’n klein kind geen gevaar ziet en je er van alles van verwachten kunt. Eerlijk gezegd hebben we daar niet zo rustig thee gedronken, maar dat terzijde, het gaat me nu enkel om het feit dat het hart bewaakt moet worden omdat er gevaar dreigt.
De reden voor het bewaken wordt in dit vers aangegeven met de woorden: ‘want daaruit zijn de oorsprongen van het leven” of “het is de bron van je leven”. Het hart wordt ook wel de innerlijke mens genoemd en van daaruit wordt ons uiterlijk gedrag bepaald. Het is de bron waaruit de stroom van het dagelijks leven vloeit. Het is de grond waaruit onze goede of slechte daden voortkomen. Maak de bron smerig dan wordt de stroom smerig. Als we ons hart laten bederven door de zonde dan heeft dat ernstige gevolgen voor ons praktisch leven.
Een tijdje terug zag ik voor de TV een film over het graven van het Panamakanaal. Dat werk kostte duizenden arbeiders het leven, waarom? Omdat in de moerassen in de omgeving muskieten hun eitjes legden en deze muskieten zich met duizenden op de arbeiders storten, deze staken en ze dodelijk ziek maakten. Het werk kon pas goed aangepakt worden toen men deze moerassen gedempt had en de bron van het kwaad ophief.
Iemand heeft eens dit gezegd:
“Zaai een gedachte en je oogst een daad; zaai een daad en je oogst een gewoonte;
zaai een gewoonte en je oogst een karakter; zaai een karakter en je oogst een bestemming”
Wel, in het hart worden gedachten gezaaid, daarom moeten we ons hart bewaren. We moeten waken over onze gedachten, onze verlangens en over alles dat verkeerde gedachten opwekt. Pas op bij het gebruik van de TV, blijf baas over de knoppen. Pas op dat je niet naar verkeerde plaatsen gaat waar je je bloot stelt aan verleiding. Het bijbelwoord luidt: “Waakt en bidt opdat je niet in verzoeking komt” (Mt 26:41)
Wat is het belang van het bewaken van het hart?
In de vorige perikoop hebben we dat in feite al gezien. In de tekst wordt het aangegeven met de woorden “boven alles” of “bewaak vooral”. Het is goed na te gaan wat de samenhang is waarin deze woorden staan. Er worden namelijk diverse lichaamsdelen vermeld waarover we te waken hebben, zo wordt gezegd:
“neig uw oor tot mijn uitspraken” (vs 20);
“laat ze niet wijken uit uw ogen” (vs 21)
en dan wordt weer het hart genoemd:
“bewaar ze diep in uw hart”
Daarna wordt in vers 23 onze tekst vermeld:
“behoed uw hart boven al wat te bewaren is”
Wat we met onze oren en ogen doen wordt door de gesteldheid van het hart bepaald. Vervolgens wordt nog gesproken over:
“doe weg de valsheid van uw mond en houd ver van u de verkeerdheid
van de lippen (vs 24)”
Nadat nogmaals het belang van het oog wordt onderstreept volgt de vermaning:
“laat uw voet een effen pad inslaan houd uw voet verwijderd van het
kwade” (vs 27).
Deze context onderstreept nog eens dat het aankomt om het bewaren van het hart boven het bewaken van de andere “ledematen”.
Kunnen we uit onszelf ons hart bewaken?
Met alle zorg die we eraan besteden kunnen we ons hart niet goed bewaken als we geen hulp krijgen van Hem, die in eerste instantie gezegd heeft:
“Mijn zoon geef Mij uw hart” (Spr. 23:26).
Dat begint al bij onze bekering. We stellen dan ons “arglistige hart” (Jr 17:9) , dat de bron is van verkeerde zaken (Mt 15:18,19) onder het gezag van de Heer. Dat zullen we steeds blijven doen . Als we daarbij al onze verlangens bij God bekend maken dan zal:
“de vrede van God, die alle verstand te boven gaat onze harten en onze
gedachten bewaren in Christus Jezus.”