Manieren waarop God spreekt
God kan op diverse manieren tot ons spreken. Zo lezen we in 1Kn 19: 11-13 dat God tot de teleurgestelde Elia spreekt in het suizen van een zachte koelte. Niet in de stormachtige wind, niet in de aardbeving, niet in het vuur, maar in iets dat lieflijk is en niet angstwekkend. Toch krijgt Elia in feite een vermaning, maar op een vriendelijke en zelfs opbeurende manier. Zo wil God ook ons op vriendelijke wijze opbeuren als we het niet meer zien zitten.
Er is echter een voorbeeld van dat God wel iemand in een storm benadert en hem terecht wijst. We vinden dat in Job 38. We kunnen best begrijpen dat Job het met Gods weg met hem niet eens was en dat liet blijken, maar toch was het fout en noemt God hem ‘een bediller’ en een aanklager van God (Job 39: 34,35; zie Jobs reactie in 36-38 en Job 42: 1-6). Zo moet God ons soms ook terechtwijzen als we het namelijk beter menen te weten dan Hij. Dat kan hij doen door een pittige les uit zijn woord of door ingrijpende gebeurtenissen die als een storm over ons komen.
Spreken door een ezelin
Er is nog een ander voorbeeld. Dat lig niet helemaal in dezelfde lijn, maar kan er wel mee vergeleken worden. Ik denk aan het voorval met Bileam. Deze valse profeet, uit wiens mond we trouwens alleen maar ware woorden horen, wordt door Bileam uitgenodigd het volk Israël te komen vervloeken. Bileam biedt de boodschappers nachtlogies aan en zegt dat hij hen de volgende dag zal vertellen wat de Heer hem gezegd heeft. God verbiedt hem met de gezanten van Balak mee te gaan en het gezelschap uit Moab keert onverrichter zake terug. Balak laat het er niet bij zitten en zendt een tweede gezantschap en biedt Bileam een rijke beloning aan. Nu had Bileam deze mannen subiet moeten terugzenden, maar dat doet hij niet. Ze mogen blijven overnachten en Bileam hoopt kennelijk dat God zijn besluit zal veranderen. Dat doet God ook. Hij geeft Bileam toestemming met het gezantschap mee te gaan. Maar de houding van Bileam bevalt God helemaal niet. We lezen dat de toorn van God ontbrandde toen Bileam op pad ging (Nm. 22: 22) en God laat zijn ongenoegen duidelijk blijken door het gedrag van de ezelin, die bij de derde hindernis op de weg gaat liggen want een doortocht is er dan niet. In plaats dat Bileam zich afvraagt en de Heer vraagt waarom dit beest zo anders handelt dan het normaal doet, slaat hij er met de stok op los.
Zo kunnen ook wij klaar staan met ‘een stok’ of met ‘een scheldkanonnade’ als iemand ons op een manier behandelt die ons niet zint, in plaats van te vragen naar de achtergrond van iemands gedrag. Dat is dom. Bileam was helemaal fout en God gebruikt de ezelin om tegen de profeet te spreken. Nu spreekt God niet tijdens of in een vuur, een storm, een wind of iets dergelijks, nee Hij spreekt door een dier. Dat dier was normaal ‘stom’ (2Pt. 2: 16), maar het was niet ‘dom’.
Bileam daarentegen was niet ‘stom’ maar wel ‘dom’. Daarom spreekt God door de ezelin en zij ‘verhinderde de dwaasheid van de profeet’ (2Pt3: 16)
Over deze geschiedenis wordt heel schamper gedaan en er zijn theologen op kansels en professoren in leerstoelen die dit maar een belachelijke zaak vinden. Ze beweren bij hoog en bij laag dat ezels niet spreken kunnen, ze zijn echter zelf het bewijs van het tegendeel.
De uitspraken van Bileam
Nu nog iets over de uitspraken van Bileam. Hij zegt van Israël dat het een volk is dat alleen woont en zich niet onder de naties rekent (Nm. 23: 9). Wat een bijzondere positie neemt het volk van God in!! Dat is ook zo met het geestelijke volk dat de Heer Jezus zich verworven heeft (Tit. 2: 14). Wij zijn wel in de wereld maar niet van de wereld (Joh. 17: 11,14). We zijn geen aards volk te midden van de volken om ons heen. Laten we dat goed beseffen en ernaar handelen. Natuurlijk hebben we als burgers in ons land onze burgerplichten te vervullen, maar dat is een andere zaak.
Vervolgens zegt Bileam dat men ‘geen onheil ziet in Jakob en geen rampspoed in Israël’ (23: 21). God handelt met Israël niet zoals met de andere volken. Als de Israëlieten van Hem afwijken, tuchtigt Hij ze wel, maar brengt Hij hen geen rampspoed of ondergang. Hij wil ze alleen weer terugbrengen op de goede weg. Zo handelt Hij ook met ons.
Profetie over de Messias
Tenslotte zien we dat God Bileam gebruikt om een profetie uit te spreken aangaande de komende Messias. Hij zegt dit: ‘Ik zie hem, maar niet nu; ik schouw hem, maar niet van nabij; een ster gaat op uit Jakob, een schepter rijst op uit Israël…’ (Nm 24: 17). De wijzen uit het Oosten hebben deze ster gezien. Ze begrepen dat er een koning geboren was en wisten dat het om de koning van de Joden ging. Was de profetie van Bileam hen misschien bekend of had God hen dit geopenbaard? Hoe dat ook zij, ze gingen heen om deze geboren koning van de Joden te aanbidden.
Zo geeft Bileam ons als het ware een ‘kerstboodschap’ en die mag ons in deze tijd wel aanspreken. Laten ook wij Hem van wie de ster sprak onze hulde brengen!
nog een kleine toevoeging. In een van zijn profetische uitspraken zegt Bileam met het zicht op Israël ‘ Sterve ikzelf de dood der oprechten en zij mijn einde daaraan gelijk’ ( Nm 23: 10). Maar weten we wel hoe Bileam aan zijn eind gekomen is? U leest dat in Nm 31: 8. Bileam werd gedood door hetzelfde volk dat hij tegen wil en dank moest zegenen, maar dat hij door een duivelse raad gegeven aan koning Balak, ten onder wilde doen gaan .
Terecht zegt de Bijbel dat de goddelozen geen vrede kennen (Js48: 22; 57: 21), van hen die God kennen en Hem dienen geldt echter: ‘In vrede kan ik mij ter ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o Here, doet mij veilig wonen’ (Ps.4: 9).