Psalmen 84:12 – In vers 12 en 13 van Psalm 84 worden drie dingen aangaande God gezegd, die waard zijn om er aandacht aan te geven.
Ten eerste staat er dat God een zon en schild is.
Dat houdt in dat God de mensen (geestelijk) licht wil verschaffen en dat Hij ze wil beschermen. Veronderstel dat er geen zon was en de wereld in totale duisternis zou zijn gehuld. Het gevoel van schoonheid zouden we dan niet hebben, een prachtig landschap met licht en schaduw zou zich niet voor ons oog ontrollen, we zouden geen zee onderscheiden en geen wolkenvelden die zich langs de hemel voortbewegen. Maar dat niet alleen, we zouden ons niet kunnen verheugen in de warmte die de zon afstraalt en er zou geen leven aan de aarde ontspruiten. Kortom: je zou er niet aan moeten denken dat er geen zon was. Wat de zon voor deze aarde is, is God voor de mensen. Zo moet je er ook niet aan denken dat er geen God zou zijn die de mensen zou belichten en verlichten.
God is niet alleen voor ons een zon, Hij is ook een schild. Een schild spreekt van bescherming. Geen soldaat zou er in de oudheid op uitgaan zonder schild. En in onze tijd (ik schrijf dit artikel in 2005) gaat de politie geen confrontatie met oproerkraaiers en relschoppers aan zonder bescherming van een schild. Voor ons is het leven vaak een strijd en in die strijd wil God voor ons een schild zijn. Laten we zijn bescherming niet afslaan.
Ten tweede. Welke gaven geeft God ons
De psalmist zegt iets over het karakter van de gaven die God geeft en over de grondslag waarop God iets geeft. Dat wordt uitgedrukt met de woorden dat God genade en eer geeft. Er staat dan bij dat Hij het goede aan ons niet onthoudt. Hij geeft ons wat goed is. Over genade is heel wat te zeggen. Als zondaars ontvangen we genade wat de eeuwigheid betreft als we ons tot God bekeren en geloven in Jezus Christus als de door God gegeven verlosser die onze zonden wilde dragen op het kruis (1 Pt 2: 24). Die genade betekent dat je niet ontvangt wat je verdient, maar dat je dat ontvangt wat je niet verdient.
Daarnaast hebben we als gelovigen wat het leven hier op aarde betreft elke dag Gods gunst, Gods genade nodig. In de brieven van het NT wordt in het begin van een brief ons heel vaak genade en vrede toegewenst. Dat slaat niet op genade wat de eeuwigheid betreft maar op Gods hulp om in de praktijk van het leven staande te blijven. Veel mensen zorgen uitstekend voor de toestand van hun lichaam, zo moeten wij uitstekend zorgen voor de conditie van onze ziel en steunen op de genade van God wat onze innerlijke mens betreft. Behalve over genade spreekt de psalmist ook over eer of heerlijkheid. die God geeft. Alle mensen zoeken op de een of andere wijze geëerd te worden. De een zoekt het in een hoge positie in het zakenleven, de ander strekt zich uit naar eer die in de sport te behalen valt, een derde wil gloriëren in schoonheid.
Napoleon moet eens gezegd hebben: “Als ik hoor van een natie die zonder brood kan leven dan zal ik geloven dat Frankrijk zonder eer kan bestaan”. Hij kon zich dus niet voorstellen dat de Fransen zonder streven naar eer konden bestaan. Nu hij heeft zich naar eer en glorie uitgestrekt. Maar de eer waar mensen naar streven gaat voorbij. De eer en heerlijkheid die God geeft is daarentegen eeuwig, ze gaat nooit voorbij. Maar ook wat dit leven betreft wil God ons het goede geven. Hier zien we de grondslag van het geven van God. Hij onthoudt ons het goede niet. Maar die uitspraak van de psalmist is ook de oplossing voor het feit dat God niet al onze gebeden verhoort. Wij maken namelijk niet uit wat goed voor ons is, God doet dat!
Ten derde: de voorzaarden
Vervolgens geeft de psalmist aan wat de voorwaarde is om alle goede gaven van God te ontvangen. De voorwaarde om zijn licht en bescherming te genieten, om zijn genade en eer te ervaren en het goed te ontvangen. Die voorwaarde wordt uitgedrukt in de woorden “ die onberispelijk wandelen”. Als we zo leven dat ons gedrag een aanfluiting is en de mensen er over spreken, dan wandelen we niet onberispelijk, dan hebben we geen “onbesproken” gedrag en kunnen we Gods beloften niet “claimen”.
In feite kunnen we die nooit “claimen”, maar u begrijpt wel hoe dat bedoeld is. Hoe onze wandel behoort te zijn, heeft de Heer Jezus ons onderwezen door zijn woord en zijn leven. Als we zijn voorbeeld volgen en zijn onderwijs ter harte nemen vervullen we vast een zeker de voorwaarden waarop vers 12 doelt en zal God voor ons hetzelfde zijn als wat Hij was voor de dichter van deze psalm.