312 Dopen, waarom eigenlijk? (12)

Deze artikelenserie over de doop heeft in de jaren 1977 tot 1979 in de Bode des heils gestaan. Het is een serie van 25 artikelen die speciaal geschreven werden voor jonge mensen.

Een merkwaardige tekst

We hebben al heel wat teksten onder ogen gehad die over de doop spreken. Er zijn echter nog meer dan de al behandelde. En deze keer ga ik uw aandacht vragen voor een heel merkwaardige uitspraak, die al vele pennen in beweging heeft gebracht. Ik doel op 1 Korinthe 15: 29 waar Paulus midden in een betoog over de opstanding de vraag stelt:
‘Anders wat zullen zij doen, die voor de doden gedoopt worden, als doden in het geheel niet opgewekt worden? Waarom worden zij ook voor hen gedoopt?’
Voor we deze tekst onder de loep nemen, wil ik echter iets zeggen over de manier waarop ons in de bijbel onderwijs gegeven wordt.

De aard van het bijbels onderwijs

Is het u wel opgevallen dat de teksten over de doop verspreid staan door het nieuwe testament? Wij zouden het beslist gemakkelijker gevonden hebben als we een doorlopend onderwijs over dit belangrijke onderwerp gekregen hadden. Maar zo werkt God niet! De bijbel bevat geen dogmatische verhandelingen van allerlei onderwerpen, die keurig gerangschikt staan en uitputtend behandeld zijn.
De bijbel is een levend boek, dat als het ware organisch gegroeid is en wat het nieuwe testament betreft opgegroeid is samen met de jonge gemeente van Jezus Christus.
Natuurlijk wil ik niet zeggen dat de ‘leerstof’ voor dit bijbels onderwijs al niet lang vaststond. Het gaat me om de toediening er van, die gebeurde echter in samenhang met de vorming en de groei van de gemeente. De schrijvers, geleid door de Heilige Geest, speelden, om zo te zeggen, in op de toestand van de gelovigen en gaven in verband met die toestand hun onderwijs.

Een prachtig voorbeeld daarvan hebben we in ‘het onderwijs over de wederkomst van Jezus Christus voor de zijnen.
De belofte van zijn komst en van de opname van de gemeente gaf de Heer toen Hij vlak voor zijn dood, opstanding en hemelvaart stond. Daar en toen was het nodig dat de discipelen deze vertroostende en bemoedigende woorden zouden horen. Hoe het echter bij die opname zou toegaan, heeft de Heer op dat moment niet geopenbaard en wordt in Johannes 14 ook niet vermeld. Dat de levenden bij die gelegenheid zouden worden veranderd, onthult Paulus in de eerste brief aan de Korinthiërs bij de behandeling van het probleem van de opstanding.
En de Thessalonikers, die bedroefd waren omdat medegelovigen gestorven waren en ze niet wisten wat er met hen gebeuren zou, worden getroost met het onderwijs dat zij die in Christus ontslapen zijn, beslist niet achterop zouden komen, enz.

Welnu, zo is het ook met het onderricht over de doop. Het wordt, als ik dat zo zeggen mag, etappegewijs gegeven.
Wil je dan ook een totaalbeeld van een bepaald onderwerp hebben, dan ben je genoodzaakt de onderdelen hier en daar uit de bijbel op te nemen en bij elkaar te voegen. Deze onderdelen sluiten op elkaar als de stukjes van een puzzel. Ten opzichte van de profetie heeft Hal Lindsey, in navolging van anderen, terecht dit beeld gebruikt. En als Ds. Tj. Boersma hem bekritiseert en zijn bestrijding de titel geeft ‘De bijbel is geen puzzelboek’ dan is dat een leuke suggestieve titel, maar ten opzichte van de kwestie zelf verraadt hij daarmee alleen maar onkunde!

Let op het verband

Maar terug tot 1 Kor. 15: 29. Wanneer we voor ons onderzoek het onderwijs van diverse Schriftgedeelten bij elkaar brengen, dan is het wel strikte noodzaak zo’n bijbeltekst of zo’n bijbelgedeelte eerst in zijn verband te bekijken. Anders maak je brokken. Op dit verband moeten we bij 1 Korinthe 15 terdege letten.

Doop en opstanding

In dit hoofdstuk behandelt Paulus het vraagstuk van de opstanding. Er waren in de gemeente te Korinthe mensen, die weliswaar niet de opstanding van Jezus Christus loochenden, maar wel de opstanding van de doden in het algemeen.
De apostel begint nu met eerst de opstanding van Jezus Christus als feit vast te stellen. Vervolgens toont hij in de verzen 12 en 19 aan dat de ijzeren konsekwentie van genoemde dwaalleer is, dat Jezus Christus dan ook niet is opgestaan. En als Christus niet is opgestaan kun je het christelijk geloof wel aan de kapstok hangen. In dat geval heeft het geen cent waarde, het is ’tevergeefs’ of ‘ijdel’.

Met vers 20 begint een nieuw onderdeel in het betoog van de apostel. Hij beschrijft nu, tot en met vers 28 de volgorde van de opstanding en trekt de lijn van de gebeurtenissen door tot aan de aanvang van de eeuwige toestand, wanneer God zal zijn ‘alles in allen;’. En daarna komt dan de vraag over de doop. Om de zin daarvan te begrijpen, moeten we de ontwikkeling van de ordening van de opstanding in vers 20 tot 28 even buiten beschouwing laten en teruggaan naar de verzen 12 tot en met 19, waar over het probleem van de opstanding zelf gehandeld wordt. Lezen we nu vers 19 en vers 29 achter elkaar, dan wordt de zin al wat duidelijker. Er staat dan:

‘Als wij alleen in dit leven op Christus onze hoop stellen, zijn wij de ellendigste van alle mensen.
Anders, wat zullen zij doen, die voor de doden gedoopt worden, als doden in het geheel niet opgewekt worden? Waarom worden zij ook voor ben gedoopt?’
Paulus zegt dus, dat als we alleen in dit leven op Christus onze hoop stellen en dat is het geval als er geen opstanding is dat dan de doop ‘voor de doden’ een zinloze of hopeloze handeling is.
Nu moeten we nog nagaan wat ‘voor de doden gedoopt’ betekent.

Vóór of in de plaats van

Alle theorieën die over deze uitdrukking zijn gegeven, laat ik hier maar rusten, Zelf kan ik mij het beste vinden in de volgende, vrij bekende uitleg. Paulus doelt er op dat reeds christenen die hun leven aan Christus gewijd hadden, door de dood waren weggerukt (denk ook aan vers 30, 31).
Nieuwe bekeerlingen namen door hun doop de plaats van deze getuigen van Jezus Christus op aarde in. In die zin werden zij vóór of in de plaats van de doden gedoopt.
Maar als die ontslapen christenen nu geen opstanding wachtte, wat voor zin had het dan om hun plaats in te nemen?

Vanouds heeft men dit verduidelijkt door het voorbeeld van een leger, waarvan de voorste gelederen door de dood zijn weggemaaid. Uit de achterste gelederen komen nieuwe soldaten naar voren, om de plaats van hun gevallen kameraden in te nemen. Wat voor zin zou dit echter hebben als deze soldaten vechten voor een verloren zaak? Dan konden ze beter het bijltje, in dit geval het geweer, erbij neergooien en maken dat ze wegkomen.

De apostel maakt echter duidelijk dat de ‘soldaten’ van Jezus Christus niet voor een verloren zaak vechten. En daarom kunnen we alle gedoopten in de geestelijke strijd begroeten als plaatsvervangers van ben die zijn heengegaan. Hier kan een vergelijking worden getrokken met Hebreeën 11. De schrijver schildert daar de geloofsgetuigen, die hun loop op aarde beëindigd hebben. Hij houdt ze de nog levende gelovigen voor als een wolk van getuigen, met de bedoeling deze Hebreeën op te wekken het voetspoor van hun voorgangers hier op aarde te volgen. Wel, door de doop nemen christenen de plaatsen in het christelijk getuigenis in, die open gevallen zijn door de dood van hen die ons voorgingen.
Dat we bier weer met de kwestie van discipelschap te maken hebben, zal wel duidelijk zijn. Omdat deze tekst nogal wat bespreking vraagt, heb ik hem echter eerst nu ter sprake gebracht.

Wel mogen we elkaar opwekken om te volharden met de vertroosting van vers 58 van dit hoofdstuk. Onze arbeid in de Heer is niet tevergeefs, onze doop is geen zinloos gebruik. De opstanding van Jezus Christus, en dus de opstanding van alle gelovigen, staat daar garant voor!

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies