325 Dopen, waarom eigenlijk? (25)

Deze artikelenserie over de doop heeft in de jaren 1977 tot 1979 in de Bode des heils gestaan. Het is een serie van 25 artikelen die speciaal geschreven werden voor jonge mensen.

Misbruik van een type

We zullen nu nog enkele argumenten bekijken, die voor de huisdoop worden aangevoerd. We beginnen met 1 Kor. 10: 1, 2, waar Paulus aangaande de vaderen schrijft, dat ‘allen onder de wolk waren, allen door de zee heengegaan zijn, allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee’. In deze doop in de wolk en de zee waren immers ook de kinderen begrepen: zo is zegt men in de christelijke doop eveneens heel het volk begrepen, ook de kinderen.
Een dergelijke conclusie trekken uit een oudtestamentisch voorbeeld is echter misbruik maken van een type. Met eenzelfde redenering kun je namelijk voorstander van de doop van huisdieren en vee worden, want ook die gingen door de Rode Zee. Let wel, ik maak geen grapje, maar wil alleen illustreren hoe je met een type alles bewijzen kunt als je vergeet dat het om een allegorie gaat.

Er is namelijk in 1 Kor. 10 sprake van de vaderen, maar niet van zuigelingen, vee en dergelijke. Dat betekent, dat die in het type niet een speciale plaats krijgen. Als we hen die wel geven, maken we misbruik van het type.

Paulus heeft het over de volwassenen, die uit Egypte getrokken zijn. Hij heeft verantwoordelijke mensen op het oog en niet zuigelingen. Dat volgt uit vers 5 want ‘zij die neergeveld werden in de woestijn’ behoorden tot de ‘eerste’ generatie. Allen die twintig jaar of jonger waren, werden immers niet neergeveld, maar in het land gebracht.
Nog een punt we weten dat met Israël veel gemengd volk is opgetrokken. Zullen wij het type zo los maken van de samenhang waarin het is gegeven, dat we ook ‘gemengd volk’ gaan dopen?

De doop een beeld van de dood

Wanneer we lezen wat de voorstanders van de huisdoop over de betekenis van de doop schrijven komen we heel mooie en schriftuurlijke gedachten tegen. Zo vinden we bij Darby de volgende uitspraken:
‘De eerste mens, de zonde en het vlees is in de dood van Christus volkomen geoordeeld en voor God terzijde gesteld en buiten het gezichtsveld geplaatst. De doop is het aannemen, de uitdrukking van dit oordeel, de afwijzing, verwerping van de eerste mens voor God’. Terecht legt men er de nadruk op, dat de doop niet voorstelt, dat we leven ontvangen hebben, maar dat we de dood verdiend hebben. Liever zou ik zeggen, dat we op het terrein van de dood thuishoren.

Evenmin drukt de doop uit dat we gelovigen zijn. Het is allemaal waar. Het is echter jammer dat men nu van ‘dit drukt de doop uit’ maakt ‘dit behoefje niet te zijn om gedoopt te worden’.

De doop drukt niet uit dat we leven uit God bezitten, maar betekent dat dat iemand het oordeel van de doop over zich kan laten voltrekken zonder dat hij leven uit God bezit? De doop drukt niet uit dat de dopeling tot geloof gekomen is, maar houdt dat in dat de doop geen daad van geloof behoort te zijn? Als er staat ‘bekeert u en een ieder van u late zich dopen’ mag ik dan stellen: ‘de doop stelt niet de bekering ten leven voor, dus is het niet nodig dat iemand bekeerd is voordat hij gedoopt wordt’?
En mag ik dan met zo’n redenering en zonder enig schriftbewijs stellen, dat ik voor mijn kinderen het voorrecht heb hen onder het oordeel van de dood te plaatsen?

Met hem begraven door de doop tot de dood

Hier is het wel de plaats om nader in te gaan op Rom. 6: 3,4. We lezen daar:
‘zovelen wij tot Christus Jezus gedoopt zijn, zijn wij tot zijn dood gedoopt’ en
‘Wij zijn dan met Hem begraven door de doop tot de dood’.
Daarbij gaat het vooral om de tweede uitdrukking. Darby schrijft namelijk:
‘Wij brengen in de doop niet tot uitdrukking, dat wij met Christus gestorven zijn en daarom ook begraven moeten worden …. (hoewel wij ook geloven, dat Christus voor de zonde is gestorven) maar integendeel: ik word gedoopt om te sterven en sterf ‘in beeld’.’
Als we dit goed lezen komt het er op neer, dat we niet begraven worden door de doop, maar dat we verdrinken door de doop!! Hoe is het mogelijk dat men tot zo’n uitleg kan komen?

Het valt niet te ontkennen, dat de uitdrukking ‘begraven …. tot de dood’ niet zo eenvoudig te verklaren is. De moeilijkheid zit hem daarbij niet in het eerste woord, maar in de uitdrukking aan het slot. Wat moeten we nu doen? Achteraan beginnen met onze verklaring en eerst vaststellen dat’tot de dood’ met sterven te maken heeft en daarna het begraven worden zien als een middel om dit sterven te verwerkelijken, waarbij de betekenis van begraven volkomen de mist ingaat? Of moeten we beginnen met het begrip ‘begraven’ en dit woord verklaren zoals normaal het geval is, om dan te proberen de uitdrukking ’tot de dood’ te verklaren?

Is het werkelijk aannemelijk te maken dat de Schrift hier wel het woord ‘begraven’ gebruikt, maar niet in de zin van begraven van een gestorvene?
Het klinkt gek, en ik wil beslist niet geestig zijn, en ook niemand kwetsen, maar wie de uitleg van Darby volgt, die maakt van iedere doop een verdrinkingsgeval. Als dit de zin van de dood zou zijn geweest had er niet gestaan: ‘wij zijn met Hem begraven door de doop tot de dood’, maar: ‘wij zijn met Hem gestorven door de doop tot de dood’.
In deze uitleg vervult het woord begraven geen enkele funktie. Te zeggen dat dit begraven in de doop niets met gestorven zijn te maken heeft is net zo dwaas als te beweren dat de afwassing door de doop niet ziet op de verontreiniging door de zonden.

Wij zijn gekruisigd met Hem

Er komt bij, dat de Schrift duidelijk tot uitdrukking breng dat we met Christus gestorven zijn. Maar hoe? Niet door de doop, maar als medegekruisigd met Hem (natuurlijk wat onze oude mens betreft). Deze uitdrukking wijst heen naar het kruis. Daar vindt onze oude mens zijn einde. En zoals Christus nadat Hij was gestorven op het terrein van de dood geplaatst werd door de begrafenis, zo worden wij door de doop begraven en op het terrein van de dood geplaatst Dat het woord ‘dood’ hier zo bedoeld is, blijkt uit het volgende vers, dat luidt:
‘opdat zoals Christus uit de doden is opgewekt… ‘ (Rom. 6: 4).

Er staat niet: ‘zoals Christus levend geworden is’, maar ‘zoals Christus uit de doden is opgewekt ‘. Zijn begrafenis was een plaatsing op het terrein van de dood, tussen de doden. Ten overvloede vervolg ik de tekst nog even: ‘ … zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen’.

De ‘wij’ die in nieuwheid des levens zouden wandelen, zijn dezelfde mensen als de ‘wij’ uit het begin van dit vers: ‘wij zijn dan met hem begraven ……
Welnu, niemand kan in nieuwheid des levens wandelen als hij dat nieuwe leven niet ontvangen heeft. Let wel, ik zeg niet dat het ontvangen van dit nieuwe leven in de doop wordt uitgedrukt. Ik ga niet mee met de veel gehoorde uitspraak dat het opkomen uit het doopwater voorstelt dat we met Christus opgewekt zijn. Er is geen enkele grond in de Schrift te vinden om dat aan te nemen. Maar wat anders is, dat Rom. 6 wel degelijk uitgaat van de gedachte, dat zij die gedoopt zijn het nieuwe leven bezitten.

Kort gezegd: degenen, die met Christus begraven worden drukken daarmee uit dat ze met Christus gestorven zijn. En zij die met Christus gestorven zijn zijn ook degenen, die met Christus zijn levend gemaakt
In dit verband wil ik er ter voorkoming van misverstand op wijzen, dat 2 Kor. 5: 15 inhoudt, dat Christus voor allen gestorven is, maar niet dat allen met Christus gestorven zijn.
De uitdrukking ‘met Christus gestorven zijn’ wordt alleen gebruikt van hen, die ook ‘met Hem levend gemaakt zijn’.

‘Administratieve’ vergeving

Zoals de voorstanders van de huisdoop een bepaalde visie hebben op het verband tussen doop en behoudenis en tussen doop en begrafenis, zo hebben ze ook een specifieke visie op de kwestie van de afwassing van de zonden door de doop. Ik haast me te zeggen, dat het niet alleen de huisdopers zijn, die deze visie op de afwassing door de doop huldigen, maar …. voor hen die de huisdoop voorstaan is deze visie op de afwassing van essentieel belang.
Een andere uitleg kunnen ze niet geven of hun huisdoop komt wel in een zeer eigenaardig licht te staan.

Het woord van Ananias gericht aan Saulus ‘Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen’ zou dus niet te maken hebben met afwassing wat de eeuwigheid betreft, maar met afwassing wat de aarde aangaat. Wilde Saulus zijn positie op aarde met een verworpen Christus innemen dan moest hij zich laten dopen, en door de doop reinigde Ananias hem van zijn zonden. Men brengt deze tekst in verband met Joh. 20: 23 en spreekt dan van ‘administratieve vergeving’, een aan het Engels ontleende term. Nu zou over het vóór en tegen van deze opvatting nog heel wat te schrijven zijn. Ik wil dat echter niet doen en wel om deze reden, dat de drempel tegen de zuigelingendoop door deze opvatting wel iets verlaagd wordt, maar toch nog hoog genoeg is om er over te struikelen. Deze administratieve vergeving en deze afwassing van zonden wat iemands plaats op aarde betreft heeft alleen zin als iemand ook bewust zonden gedaan heeft. En ook wordt een dergelijke vergeving niet verkregen dan na schulderkenning. En bij zuigelingen kan men daarvan niet spreken.

Hiermee ben ik dan gekomen aan het eind van de artikelenserie over de doop. Het onderwerp zal ons nog wel even bezighouden aangezien er zoals ik al eerder vermeldde naar aanleiding daarvan een aantal vragen zijn binnengekomen, die ik alle aandacht wil geven die ze waard zijn.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies