335 Is er iemand ziek bij jullie hfst 5a Teksten over ziekte a-g

Jakobus 5:14
HOOFDSTUK 5 TEKSTEN OVER ZIEKTE EN GENEZING ONDER DE LOEP

Dit hoofdstuk heeft een ander karakter dan de vorige vier. Het is niet bedoeld om het achterelkaar door te lezen. Het is meer een naslaggedeelte waarin ik een groot aantal teksten bespreek die met ziekte en – hoewel beperkter – met genezing te maken hebben.
Van verschillende van deze teksten wordt naar mijn overtuiging soms een onjuiste uitleg gegeven of worden ongefundeerde conclusies getrokken. In bepaalde gevallen vermeld ik die verkeerde uitleg of die onjuiste conclusie, in andere gevallen blijkt die voldoende uit mijn commentaar. Bij andere teksten geef ik alleen een toelichting op de tekst.
Het weerleggen van een ‘klakkeloze’ uitleg vraagt in de regel vrij wat ruimte en kan de indruk wekken van “spijkers op laag water” zoeken. Dat is evenwel mijn bedoeling niet. Het gaat me enkel en alleen om de volgens mij, juiste uitleg van een dergelijk schriftgedeelte. Ik vraag dus clementie aan de lezers.

a. In Gn 12:17 lezen we dat God Farao en zijn huis slaat met zware plagen. Daarbij mogen we zeker ook aan ziekten denken. Deze tekst bewijst dus dat God de mensen ongemak kan zenden. In dit geval gebeurt dat echter omdat de Farao Sara bij zich genomen had en er dus een zondige verhouding van de kant van de koning was ontstaan.

b. Eenzelfde situatie treffen we aan in Gn 20:1-18. Abraham valt voor de tweede keer in de fout dat hij zijn vrouw Sara voor zijn zuster laat doorgaan. Uit vers 17 en 18 blijkt dat God Abimelech en zijn huisgenoten o.a. met onvruchtbaarheid geslagen heeft. Op de voorbede van Abraham worden ze echter “genezen”. Ook uit dit schriftgedeelte blijkt dat God in gevallen waar zonde een rol speelt ziekte en ongemak zendt. Vgl. Gn 26: 7-11 waar Izaäk in dezelfde fout valt als zijn vader Abraham, dan evenwel zonder dat er een zondige relatie optreedt en God dus ook niet hoeft te tuchtigen met ziekte.

c. Blijkens Gn 27:1 worden de ogen van Izaäk zo verzwakt dat hij niet meer zien kan. We zouden dit een ouderdomskwaal kunnen noemen, maar hij heeft daarna toch nog 20 jaar geleefd en God heeft deze kwaal niet weggenomen. Izaäk moest er – zoals wij dat nu zeggen – mee leren leven. Zo kunnen ons ook allerlei (ouderdoms)kwalen treffen terwijl er geen zonde in het spel is. In zulke gevallen moeten we het ongemak uit Gods hand accepteren.

d. In Gn 32:22-32 staat vermeld dat Jacob met een man worstelt. Uit de beschrijving volgt dat het een engel van God is (waarschijnlijk de engel des Heren zelf). Deze kan de overwinning niet behalen en slaat Jakobs heupgewricht. Na deze wondere gebeurtenis gaat de aartsvader mank door het leven. Er wordt met geen woord gerept dat satan Jacob met dit mankement opzadelt, ook wordt de aartsvader niet gestraft vanwege zonde. We mogen rustig aannemen dat God Jacob dit euvel toebrengt met een bepaald doel hoewel dit doel niet vermeld wordt. We zien daarbij dat deze handicap niet opgeheven wordt.

e. Van Jacob staat in Gn 48:1 dat hij ziek is. Hij is dan al heel oud en zijn ziekbed wordt ook zijn sterfbed. Toch staat er niet dat hij van zwakte of ouderdom sterft. God laat kennelijk toe dat hij ziek wordt. Dat kan God ook in onze tijd toelaten en dan komt het erop aan om zo’n ongemak waardig te dragen.

f. In Ex 4:6,7 hebben we een voorbeeld dat God iemand ziek maakt en ook dat God geneest. Het gaat om het melaats worden van de arm van Mozes. Dit diende een heel speciaal doel, maar het feit dat God dit bewerkt is duidelijk. Zo kan God ook in deze tijd iemand ziek laten worden en hem genezen voor een speciaal doel.

g. In verband met Ex. 4:11 hebben we het al gehad over het spraakgebrek van Mozes. In dat geval is er ook geen zonde in het spel, net zomin als bij Jakob. God geeft daar trouwens aan dat hij niet alleen een spraakgebrek zendt, maar dat Hij ook de bewerker is van allerlei andere kwalen zoals doofheid en blindheid. Daarbij kan satan ingeschakeld zijn, maar de tekst zelf zegt dat niet. God noemt zichzelf als de bron! Hij neemt het kwade als het ware voor zijn rekening, maar Hij heeft er een doel mee. Zover wij weten heeft God het spraakgebrek bij Mozes niet weggenomen.

Er zijn een aantal teksten die hierbij aan sluiten zoals

  • Dt 32:39 “Ik dood en doe herleven; Ik verbrijzel en Ik genees”;
  • 1 Sm 2:6 ”de Here doodt en doet herleven”
  • Jb 5:17,18 ”Hij verwondt en Hij verbindt”;
  • Js 45:6b,7 “Ik ben de Here, die…het heil bewerkt en het onheil schept”;
  • Kl 3:37,38 “Komt niet uit de mond des Allerhoogste het kwade en het
    goede”;
  • Hs 6:1 “Hij heeft verscheurd en zal ons helen”.

Denk ook aan de gevallen dat God iemands baarmoeder toesluit en die later toch opent, zoals bij Sara, Lea, Rachel, Hanna.

Deze uitspraken weerleggen de idee dat alleen het goede uit de hand van God komt en de satan het kwade bewerkt. Dit is een heel eenzijdige gedachte. Niet alle kwaad komt direct uit Gods hand, maar als Hij kwaad toelaat, gebruikt Hij het wel. Ik herhaal in dit verband nog eens het woord van Aad van der Sande: “Niet alles komt uit Gods hand, maar God neemt het wel ter hand”.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies