Wat is bidden?
Bidden is als nietig schepsel in contact treden met God, de Schepper van hemel en aarde. We zijn niet alleen nietige schepsels, maar ook zondige schepsels. In Gn3 lezen we hoe het vredige contact tussen God en de mens verbrpken is door de zonde van Adam en Eva. Ze waren ongehoorzaam aan God en ‘kropen weg’ voor Hem, want hun geweten beschuldige hen van kwaad. Gelukkig liet God hen niet zitten in die ellendige situatie
Als christenen kunnen we zeggen dat we ons als kinderen tot God als onze Vader wenden. Gebed is dus een handeling die alles te maken heeft met een bepaalde relatie.
Daar God zowel onze Schepper als onze Vader is, kunnen we deze twee aspecten wel onderscheiden, maar niet scheiden.In het gebed komt ook naar voren het je toevertrouwen aan God.
Als we het begrip gebed ruim opvatten dan verstaan we eronder: vragen/smeken; danken; loven; aanbidden en ook gewoon spreken met God, mediteren. Ook kan het omvatten:
belijden en gekarakteriseerd worden als aanroepen.
Iemand heeft het geestelijk ademhalengenoemd. Een ander gebruikte de term: alles met God bepraten en regelmatig met Hem bijpraten . Het is een vertrouwelijk omgaan met God. Wat geweldig dat we zo’n omgang met God mogen hebben.
Bidden is niet hetzelfde als een gebed opzeggen De heidenen meenden, dat het snel opzeggen van gebeden effect zou hebben. Zij gebruikten gebedstrommels waar een cylinder binnen een omhulsel rondgedraaid kon worden. Op de cylinder stonden gebeden en door het draaien kwam er steeds een gebed voor de gleuf in het omhulsel te staan. Door snel te draaien passeerden de gebeden snel de gleuf en zouden dan door de goden worden opgemerkt en hen gunstig stemmen. Het gebruik van derozenkrans in Roomskatholieke kringen houdt daarmee verband. Dat is echter geen bidden. Denk aan Saulus van Tarsen. Van hem wordt na zijn bekering als bijzonderheid vermeld: ‘Zie hij bidt’(Hd.9:11). Bidden moet een levenshouding zijn. Zo was het bij David en bovenal bij onze Heer (Ps.109:4).
Bij bidden gaat het erom dat we op één lijn met God komen. Dat is bijzonder het geval als de dingen niet gaan zoals wij wel zouden willen. Ook zit er het aspect in van delen in elkaars belangen.
Van het gebed heeft iemand eens gezegd: Bidden is vragen en ontvangen is het antwoord. Dat zou dan gelden van het vraag-of smeekgebed. Nu wil God normaliter verhoren, maar er zijn ook gebeden die niet worden verhoord, maar wel beantwoord, denk aan het gebed van Paulus beschreven in 2Kor.12:7-10
NADERE KARAKTERISERING
Ons bidden wordt gekenmerkt door wie God is en door wie wij zijn
God is Wij zijn:
De levende God- schepselen geschapen naar Gods beeld
God is geen dode Baäl (1 Kon. 17), wij zijn geen stomme dieren.
Dus is er communicatie mogelijk.
De almachtige Schepper zwak, afhankelijk van zijn onderhoud.
en Onderhouder
Dus bidden we om onderhoud, bewaring, uitredding. Mt.6:11; 14:30;
Mk. 10:47,51. Wij vragen nooit boven Zijn vermogen. Daarom behoeven
we niet bezorgd te zijn voor eten of drinken: Mt. 6:25-34.
De goedertieren God armetierig
We zijn dus afhankelijk van Zijn goedheid. Welnu, Hij is goed over ons: Mt 5:45; Hd. 14:15-17; 17:26,29. Wij lijken vaak op een matroos die uit het want valt en roept: ‘Help me Heer.’ Maar zodra hij weer houvast krijgt, opmerkt: ‘Nou kan ik het zelf wel weer!’
De alwijze, alwetende uit onszelf onverstandig..
Regeerder
Dus moeten we bidden om wijsheid zoals Salomo deed en waartoe Jacobus ons oproept (Jk 1:5). Overigens mogen we elke nood bij hem brengen (Fp. 4:6). God weet wat goed voor ons is, Hij selecteert. Hij weet wat we nodig hebben (Mt.6:8). Fp.4:6 betekent niet dat we maar klakkeloos al onze wensen bij God brengen. We zullen ook met overleg bidden en niet om zaken alleen omdat ze ons wel leuk toelijken.
De souvereine Heerser. ondergeschikt.
Dat houdt in dat Hij en niet wij het voor het zeggen hebben. Dus: ‘niet mijn wil, maar de uwe geschiede’
De barmhartige God. onderhevig aan leed, lijden en vervolging
We hebben ontferming en erbarming nodig in een wereld van tegenstand, tegenslag, ontbering en leed. We bidden dus om troost en sterkte. Om bewaring voor verzoeking.
De vergevende God. feilbaar vanwege het vlees in ons
Het eerste gebed van een mens behoort te zijn: ‘O. God wees mij de zondaar genadig’ (Lk.18:13 , vgl. 23:42). Het probleem van de zonden moet eerst opgelost.
Als we bekeerd zijn, schieten we helaas nog wel te kort en zondigen we nog wel. Wij hebben gelukkig een voorspraak bij de Vader , Jezus Christus de Rechtvaardige (1Jh.2:1,2) Als we gezondigd hebben is de verhouding met de Vader verstoord.
Als we onze zonden echter belijden volgt er reiniging, vergeving. Al zijn we ons van niets bewust dan zullen we toch bidden om vrijspraak van verborgen afdwalingen en een geleide op de goede weg (zie Ps. 19:13; 139:23,24) Een eweldig voorbeeld van vergeving na belijdenis
en oordel over het kwaad, reffen we aan in Ri10:10-16.
De lankmoedige God ongeduldig, soms zelfs dwars
Het is van belang om volhardend te bidden. In het voorbeeld van de weduwe die recht zocht bij een hardvochtig rechter geeft de Heer ons een voorbeeld om te volharden.
onze Vader. Zijn kinderen.
Dit houdt in dat we een vrije toegang hebben en vertrouwelijk kunnen bidden; kinderlijk niet kinderachtig. Zie het prachtige voorbeeld van Hiskia met de brief van de koning van Assyrië (Jes. 37:14; 38:2-5)1. In bepaalde Schriftplaatsen wordt over God als Vader gesproken in de zin van Oorsprong. Wij mogen God Vader noemen, ja Abba Vader in dezelfde zin als de Heer Jezus dat deed (vgl. Mk.14:36; Rm.8:15; Gl.4:6).
Opmerking: God neemt genoegen met de onvolkomenheden in onze gebeden, maar Hij heeft vreugde in de volkomenheden ervan.
HOE, WANNEER EN WAAR BIDDEN WE?
In de Schrift lezen we overstaande bidden, geknield bidden en bidden met het gelaat op de grond. In de eerste twee gevallen kan dat met opgeheven handen gepaard zijn. Op de houding zelf komt het niet in eerste instantie aan, als die maar eerbiedig is.
N.B. Als 1 Tim. 2:8 geluid had: ‘Ik wil dat de mannen bidden met opheffing van handen’ hadden we te doen met een voorschrift voor de gebedshouding. Nu het woord ‘heilige’ is ingelast gaat het om de oprechtheid bij het bidden. Belangrijker dan de uiterlijke is de
innerlijke houding. Die moet nederig, afhankelijk, vertrouwend, vrijmoedig zijn.
Bij het bidden geen omhaal van woorden gebruiken of klakkeloos uitspraken herhalen. Evemin moet het gebed een preek zijn, waarbij we God vertellen wat er in de Bijbel staat. Een enkel woord is vaak voldoende: ‘Ze hebben geen wijn’; ‘Die u liefhebt is ziek’. Zie ook de eenvoudige mededeling in Matth. 14:12: ‘En zij kwamen het Jezus berichten’
Gebeden moeten concreet zijn. Een vrouw vraagt in een winkel toch ook niet:‘: Geef me een tas vol levensmiddelen?’. Zie als voorbeeld 1 Kr. 4:9,10; denk aan Gideon met zijn gebed om een teken (Ri.6:36-40); zie hoe Elia bidt op de Karmel (1Kn18:36,37).
Bij openbaar gebed moet ons taalgebruik niet ordinair zijn, maar ook niet deftig. vrijmoedig maar niet vrijpostig . De predikant in Friesland (historisch !) die op de dankstond voor het gewas zich zo uitdrukte over de aardappeloogst: ‘ Heer, de rode stars waren goed, maar de borgers hadden wel wat beter gekund’, ging dacht ik te ver. Laten we ook oppassen voor stemverandering bij het bidden: zalvend, plechtstatig, a f g e m e t e n.
We mogen altijd bidden. We doen het nooit te vaak, wel te weinig. In Ps.55:18 en Dn.6:11 is sprake van driemaal daags bidden. Fil. 4:6 en 1 Thess. 5:17 spreken over ‘te allen tijd’ en ‘zonder ophouden’. In andere teksten is sprake van bidden en vasten en dat kennelijk gedurende langere tijd: Js 58:10; Hd.13:2.
Normaliter zoeken we voor ons persoonlijk gebed de binnenkamer, ofwel een stille plek op. We gaan niet demonstratief op straat staan bidden. Anderzijds zullen we ons ook niet schamenof bang zijn om in het openbaar te bidden. Daniël liet zich niet van zijn gewoonte afbrengen
door de dreiging van de dood. Jezus Christus en ook Paulus baden openlijk voor een maaltijd (Jhj.6:11; Hd.27:35; vgl. 1Tm. 4:5). We kunnen in omstandigheden komen dat we geen tijd hebben om te bidden en we een schietgebed opzenden zoals Nehemia deed (Ne. 2:4 naast 1:14).
Zo riep Josafath toen hij in de strijd tegen Syrië in benauwdheid kwam en de Heer hielp hem (Kr. 18:31).
MACHT VAN HET GEBED
Op gebed van Elia drie en halfjaar geen regen, daarna vuur uit de hemel, vervolgens weer regen. Aan het eind van zijn leven een pad door de Jordaan. Jezus Christus bad en er was voedsel voor 5000 mensen.
Het gebed bewerkt geestelijke groei en bewaart ons voor afwijkingen. Opmerkelijke opmerkingen:
- Iemand is allang innerlijk gevallen (door nalatigheid in zijn gebedsleven), voordat hij openlijk valt (1Jh.3:18).
- Gebed doet zonde te niet of anders doet zonde gebed te niet.
- Moody: dwaasheid te menen Gods werk te kunnen doen, zonder Gods kracht.
HEEFT GOD ONS BIDDEN NODIG?
GOD is Alwetend, Almachtig, Alomtegenwoordig en in Zichzelf genoegzaam. Wat dat betreft heeft Hij ons en ons gebed ‘niet nodig’. Hij wilde zich echter openbaren aan Schepselen en een band met hen hebben. We kunnen dan ook zeggen, dat Hij het ontzettend fijn vindt, wanneer we tot Hem bidden.
Hij zoekt die relatie met ons, Hij wil dat we alles met Hem delen. De Vader zoekt (aan)bidders (Jh.4). Hij wil door ons geëerd worden. Ook ons bidden in de zin van vragen eert Hem. Denk je eens in, dat kinderen met hun kapotte fiets naar de buurman lopen en hem vragen de fiets
te reparen. Dat is een blamage voor hun vader! Wanneer ze er echter mee naar hun vader gaan,dan bewijst dat dat ze hun vader in staat achten hen te helpen. Ze drukken hun afhankelijkheid en hun vertrouwen in hun vader ermee uit.
Zo eren we God niet alleen met aanbidding, ook ons eenvoudig vragen is een eren van God. Het is een liefelijke reuk voor Hem. Zo wordt het in de Bijbel ook genoemd : “schalen vol reukwerk dat zijn de gebeden der heiligen” (Ps. 141:2; Openb.5:8;, vgl. 8:3 waar het om kracht geven aan de gebeden gaat).
De term: aanroepen van de Naam des Heren, ziet niet zo zeer op roepen om redding maar om eren van die Naam, dat wil zeggen eren, aanbidden van God. Denk aan Abraham die bij het altaar de Naam des Heren aanriep (zie Gn.12:8; vgl. 4:26).
HEBBEN WIJ HET GEBED NODIG?
Een verstandelijke tegenwerping zou kunnen zijn, dat God toch weet wat we nodig hebben.
Een foutief aan de Bijbel ontleende conclusie dat we niet hoeven te roepen, want de Schrift zegt: ‘Eer zij roepen zal Ik antwoorden’.
Verstandelijke redeneringen hebben op dit intieme terrein van de omgang met God waar zoveel voor ons tot verborgenheden behoort geen enkele zeggenskracht. En de aangehaalde uitspraak heeft betrekking op een bijzonder geval. De grootheid van Gods barmhartigheid voor Zijn volk komt er in uit.
God heeft ons voorgeschreven te bidden opdat we onze afhankelijkheid van Hem zouden beseffen en Hem daarin zouden eren. We moeten leren om in alles afhankelijk te zijn. Datis nodig om een gelukkig geloofsleven te hebben.
We hebben het gebed nodig om in moeilijke tijden in de omgang met God troost en sterkte te vinden.Ons geestelijk leven bloeit alleen in de stille omgang met God .
Overigens behoeven we de noodzaak van het gebed niet te doorgronden om die toch te beseffen. God weet de noodzaak.
Als Jezus Christus hier op aarde bad en Hij die omgang met God zocht, dan zullen wij die zeker moeten zoeken.
Het resultaat van bidden is dat de vrede van God in ons hart komt of blijft (” de vrede vanGod, die alle verstand te boven gaat, zal onze harten en gedachten bewaren in Christus Jezus”, zie Fp.4:7).
- Hardop bidden – ook als je alleen bent – is een manier om bewuster te bidden, het intensiveert het bidden en het voorkomt dat je gedachten afdwalen.
REAGEERT GOD OP ONS BIDDEN?
God reageert op ons (aanhoudend) bidden. Het voorbeeld van Ri 10:6-17 is al genoemd en illustreerd dat treffend. God verwijst Israel eerst naar de afgoden (die wilden ze toch dienen?), maar toen de Israelieten hun zonde erkenden en de vreemde goden verwijderden,kon Hij Israels ellende niet langer aanzien.
Een uitdrukking als: God liet zich verbidden, begrijpen we niet, maar de Bijbel lhoudt ons voor, dat het een realiteit is. Let op Gods reactie op de houding van de inwoners van Ninevé Jn3:10). Dingen kunnen God berouwen, zodat Hij wijziging brengt in wat Hij aangekondigd had. Denk maar aan Zijn woorden betreffende Achab: “daarom zal Ik het niet doen in zijn dagen”(1Kn.21:29).
Volgens de moslims bepaalt Allah alles van tevoren. Hoewel de Koran dat niet met zoveel woorden leert, heerst er in het volksgeloof toch een noodlotsidee. Dat vinden we in de Bijbel beslist niet wat onze God betreft. We treffen daar (om zo te zeggen) flexabiliteit aan in Gods handelen met de mens.God kan in bepaalde gevallen iemand dwingen tot een bepaalde daad. We hebben daar een voorbeeld van in Bileam. Deze wilde het volk vloeken, maar God verhinderde dat. Dat Bileam naar Moab reisde heeft God ondaks de waarschuwingen die HIj hem gaf, niet verhinderd.
Het geval van Bileam wat het zegenen van het volk betreft is een uitzondering. God geeft normaliter de mens een speelruimte waar binnen we naar onze eigen verantwoordelijkheid keuzes moeten en mogen maken. Dat behoort echter altijd te gebeuren in afhankelijkheid
van God..
Een merkwaardige uitspraak vinden we in Gen. 2:19. We lezen daar dat God belangstellend is hoe Adam bij het geven van namen aan de dieren het er vanaf. zal brengen. Diezelfde belangstelling heeft Hij voor ons en wat wij doen. Wij van onze kant dienen in onze besluiten van Hem afhankelijk te zijn en naar Zijn wil te vragen.
Leerrijk is ook het gedrag van Daniël. Hij weet uit Gods woord (uit de profetie van Jeremia) dat de ballingschap 70 jaar zou duren en dat dan het volk hersteld zou worden. Die zeventigjaar zijn nu voorbij. Daniël wacht nu niet gewoon af, dat God dit woord in vervulling zal doen
gaan, nee hij gaat erom bidden. Daniël weet dat God souverein is en dat voor de vervulling er bekering bij het volk nodig is.. Nu maakt hij zich tot de mond van het volk en doet belijdenis.
HET VOORBEELD VAN DE HEER JEZUS (vermeld in het evangelie naar Lukas)
Het voorbeeld dat de Heer Jezus ons geeft is uiterst veelzeggend. Het woord van Ps.109:4 ‘Ik ben een en al gebed’( slaat in profetische zin op Hem. De intensiviteit van zijn bidden zien we in Gethsemané en we lezen ervan in Hebr. 5:7. Wat we in die tekst lezen is niet tot de situatie in Gethsemané beperkt. Tien vermeldingen of heenwijzigingen in Lk: 3:21; 5:16;6:12(hele nacht); 9:18 ,28; 11:1; 22:31, 41,44
Lukas bweschrijft de Heer als de volmaakte, afhankelijke Mens op aarde. Die afhankelijkheid komt in het bijzonder tot uiting in de vele keren dat van Zijn gebed tot God Zijn Vader sprake is. Het is de moeite waard dit te bestuderen. Hieronder worden deze teksten kort opgesomd.
- 3:21 “…ook Jezus was gedoopt en bad”
Bij het begin van Zijn dienst toont onze Heer meteen Zijn afhankelijkheid. Hij kan niet beginnen zonder gebed. Bovendien zag iedereen dat God over Zijn Zoon waakte. - 5:16 “Hij echter trok zich terug in de woestijnen en bad”. Dit gebeurt na de reiniging van de melaatse , waarna de menigten op Hem toekomen, niet om Hemzelf maar om het wonder. Hij onttrekt zich aan hen en gaat in gebed. Hij zoekt geen eigen eer.
- 6:12 Op de berg bracht Hij de nacht door in gebed. Dat was als voorbereiding op de roeping van de 12 apostelen. Zou Hij niet geworsteld hebben met de wetenschap dat Hij ook Judas moest aanwijzen als apostel ?
- 9:18 De Heer wil de discipelen ertoe brengen om na te denken over de vraag wie Hij is, zodat God hen dat kan openbaren. Daarvoor gaat Hij in gebed.
- 9:28. De verheerlijking op de berg. Heeft de Heiland erom gebeden dat het Koninkrijk voor zijn discipelen zichtbaar mocht worden (denk aan vs. 27)?
- 11:1. Het voorbeeld van de Meester wekt bij de discipelen het verlangen om te leren hoe ze bidden moeten. Hij onderwijst hen dat, nadat Hijzelf in gebed is geweest.
- 22:32. “Ik heb voor u gebeden”. De Heer doet voorbede voor de discipel, die Hem kort daarop verloochenen zou. Wat een Voorspraak bij de Vader is Hij.
- 22:41,44 “Hij knielde neer……en bad des te vuriger”. De Heiland was in zware strijd in de hof van Gethsemané en bad tot Zijn Vader.
Dit is een gebed met het oog daarop, dat Hij als Mens de zonden zou dragen en tot zonde zou worden gemaakt. De verschrikking van het oordeel stond voor Hem. Wellicht ook het ingaan in de dood. In dat opzicht bidt Hij : Neem deze drinkbeker van Mij weg. Maar er is geen spoor van aarzeling, want Hij vervolgt met: ‘maar niet mijn wil maar de Uwe geschiedde’.
Wat dit voor onze Heiland betekend heeft, vermogen woij niet te doorgronden, we kunnen het alleen stil bewonderen. Overigens is het goed hierbij Joh. 12:27 te lezen. Daar zien we Christus als de Zoon van God ten volle bereid zijn om het uur van verschrikking in te gaan. - 22:34 “Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”. Hier doet de Heer voorbede voor Zijn vijanden terwijl Hij in het grootste lichamelijke lijden was. Dit is zo’n geweldig feit, dat Js 53 ermee eindigt.
- 22:46. “Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest”. Bij Zijn sterven geeft Hij zich inafhankelijkheid aan Zijn Vader over. Het werk is volbracht. Het kruislijden begint met een gebed tot de Vader en het eindigt er ook mee.
HET ONZE VADER (Lk11:1-13)
De discipelen vragen niet: ‘Leer ons een gebed, maar leer ons bidden’. Of ze aan meer denken dan aan een enkel gebed is niet zeker, maar ons verlangen moet zijn om te leren bidden..
Zoals ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft”. Johannes moet dan zelf een bidder geweest zijn. Wat mooi dat hij de noodzaak ingezien heeft om zijn discipelen te leren bidden! En/of dat zijn discipelen daar ook de noodzaak van beseft hebben.
Het voorbeeld van de Heer zelf (Hij was in gebed) moedigt de discipelen aan Hem te vragen hen te leren bidden. Laat het voorbeeld van de Heer ons aansporen Hem in het bidden te volgen.
Het feit dat het gebed in Mattheüs niet precies gelijk is aan dat vermeld door Lukas geeft extra steun aan de gedachte, dat God het zogenaamde ‘Onze Vader’ niet als een formuliergebed bedoeld heeft.
Het is een kort en bondig gebed. Geen omhaal van woorden (Mt.6:7), waarmee nodeloze herhaling van woorden bedoeld
Aan het persoonlijk gebed worden geen beperkingen opgelegd van tijd van toepassing, maar het gemeenschappelijk gebed moet kort en krachtig zijn.
- Aanhef : “Vader”. In het gebed wordt de relatie met de Vader uitgedrukt. Maar wij mogen ook de Here Jezus aanroepen : zo heeft Paulus de Heer (d.i. de Here Jezus) drie keer gebeden.
Het is goed om te onderscheiden of we tot de Vader of tot de Heer Jezus bidden, maar we moeten daar niet al te wettisch mee omgaan.
Een heel bijzondere aanspraak is “Abba, Vader”. Dit is een aanspraak die voor de heidenwereld, maar ook voor Israel, geheel nieuw was. - “Uw Naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome”. Gods belang, zijn eer staat dus op de eerste plaats: We moeten beginnen met God de eer te geven, die Hem toekomt Dat mag ook in de bidstonden. Tevens brengt dat met zich mee dat we ons bewust zijn tot Wie we bidden.
Dat besef moeten we tijdens het bidden voortdurend hebben. Het noemen van degene tot wie we spreken helpt daarbij. Zo worden de Thessalonisenzen door Paulus in zijn brief vaak met “broeders” aangeduid. Dit geeft verinniging van de relatie. En in de brieven van Johannes vinden we vaak de aanhef “geliefde”. Pas echter op: “overdaad schaadt”. Klakkeloos herhalen van de aanspraak ‘Heer’ of ‘Grote God’ e.d. is niet eerbiedig. - Het gaat om Gods eer nu, maar ook in de toekomst. Zijn grootheid zal gezien worden als zijn koninkrijk openbaar wordt. Wij zullen in dit opzicht vooral ook spreken over het belang van de wederkomst, de verschijning van Jezus Christus. Dat zijn naam in de Gemeente wordt geëerd zal tevens door ons worden benadrukt.
- Het dagelijks brood. Voor de behoeften van vandaag mogen we de Vader bidden. Geen overbezorgdheid voor de dag van morgen. Onze Vader weet wat we nodig hebben. Het manna was ook voor elke dag genoeg.
De Schrift geeft ons zoals we zagen voorbeelden daarvan, dat er voor het eten gedankt werd, niet daarna (vgl. ook Lk. 22:19). Daarmee is bidden voor en danken na het eten niet veroordeeld, maar evenmin ‘verplicht’.
We lopen gevaar door onze rijkdom te vergeten dat we toch voor elke dag onderhoud van God afhankelijk zijn. Die rijkdom wakkert het verlangen naar meer aan en zo lopen we gevaar veeleisenden/of ontevreden te worden. We moeten de vermaning van 1.Tim.6:6 niet vergeten, maar tevreden zijn als we voedsel en onderdak hebben.
- Uw wil geschiedde… We mogen bidden dat mensen zich bekeren en met de wil van God rekening gaan houden. Maar dan moeten we beginnen zelf rekening met Gods wil te houden.
Geloof, gebed en gehoorzaamheid horen bij elkaar ! - “Vergeef ons onze zonden . . .”. Omdat ons veel vergeven is kunnen we (moeten we) ook anderen vergeven. Zo niet dan kunnen we ook zelf niet het goede contact met God hebben.
De vergeving staat hier niet vooraan in het gebed, omdat God er niet vanuit gaat dat wij als discipelen zondigen. Doen we dat toch dan zullen we eerst moeten belijden (1Joh.1:9), zodat het contact met God weer hersteld is.
We weten soms niet alle verkeerde dingen meer. De Psalmist spreekt van verborgenafdwalingen (Ps.19:13). Maar verder moeten we bij belijden de dingen concreet voor God noemen “met man en paard”.
Het kan voorkomen dat tijdens het bidden zondige gedachten in je opkomen. Dat moeten we meteen oordelen en belijden. Maar daardoor moeten we niet twijfelen aan ons geloof. Van dit soort dingen hebben we allemaal last (in meer of mindere mate).
- ‘Verzoeking’. Het woord ‘verzoeking’ kan slaan op beproeving, een op de proef stellen door God (zoals bij Abraham, Gen.22:1). Het kan ook zien op een poging van satan om ons te verleiden. Beide aspecten kunnen ook samengaan. We zien dat bij Job. Satan probeerde Job te verleiden en ten val te brengen, God gebruikte het echter tot loutering van Jobs geloof en corrigeerde hem ook in een bepaald punt.
De betekenis van ‘Leidt ons niet in verzoeking’ kan betekenen: ‘verhinder dat de beproeving voor ons een verleiding van de satan wordt’. Of ook: bewaar ons voor het gaan naar plaatsen waar satan ons in verleiding brengt.
Johannes en Petrus bevinden zich beide in de voorhof bij Kajafas. Petrus valt in de strik van de satan. Werkelijk verzoeken in de zin van verleiden doet God niet. De verleiding komt uit ons vlees voort en daar speelt satan op in (vgl. Jk1:13,14 en 1Ko..10:13.
DE BIDSTOND
We moeten bedenken dat de Heer daar net zogoed in’t midden is als tijdens de zondagse samenkomsten
Als ’t even kan moeten we voorbereid komen. Als we geen gebedslast op ons hart hebben, ons niet betrokken voelen bij iets of iemand, dan zullen we er ook niet gauw voor bidden.
Op een bidstond is natuurlijk ook plaats voor dankzegging(Fil.4:6). We mogen danken voor het feit dat we mogen bidden. We mogen ook danken voor het feit, dat God ons hoort. We mogen ook danken voor de beloofde verhoring van onze gebeden.
Gebeden op de bidstond moet kort en duidelijk zijn. In één gebed moet niet een aaneenrijging van onderwerpen naar voren gebracht worden.
In sommige landen/plaatsen zijn de gewoonten anders. Er wordt bijv. van te voren gevraagd welke gebedsonderwerpen er zijn. Dat is een heel goede zaak. Er De plaatselijke noden, aktiviteiten e.d. krijgen dan goede aandacht.
In andere plaatsen komt het voor dat men de bidstond onderbreekt door het zingen van liederen. De volgorde die wij meestal hebben (lied, schriftgedeelte, bidden) is zeker niet verplicht.
Voor bidden behoef je niet een gave te bezitten. De term: “de gave van gebed” is treffen we niet in de Schrift aan. We mogen gebeden in eenvoudige woorden hardop uitspreken.
De drempel die je hebt om hardop te bidden kan verlaagd worden door bij het persoonlijk bidden dit ook hardop te doen. Het helpt je je vrees te overwinnen. Overigens mag er altijd een bepaalde gezonde schroom blijven.
Het gezamenlijk als gemeente bidden is ontzettend waardevol. Het bindt samen. Voor een bepaalde zaak mag daarbij best meerdan één keer gebeden worden. Bij de bidstond genoemd in Hd.12 zal men wel meerdere keren om de bevrijding van Petrus gesmeekt hebben
VERHINDERINGEN VOOR PERSOONLIJK EN GEMEENSCHAPPELIJK GEBED
Drukke bezigheden met daarmee gepaard gaande vermoeidheid kunnen ons nalatig maken in het bidden. We maken er geen tijd voor vrij.
’s Avonds kruipen, we zo in bed of we raffelen een gebed af.
Verstandelijke overwegingen: wat is het nut, het helpt toch niet of weinig lust kunnen ons ook nalatig doen worden. Die gedachten moeten we bij onszelf veroordelen en de lust om te bidden moeten we opwekken.
Er kunnen ook allerlei verhinderingen zijn om naar de bidstond te gaan. Verhinderingen gelegen in bepaalde omstandigheden, zoals een drukke baan, studie, laat thuiskomen, ziekte in het gezin, enz. Laten we er echter een gewoonte van maken om indien ‘het half mogelijk is heel te gaan’. Onszelf in dezen discipline opleggen is een goede zaak.
Er kunnen ook verhinderingen optreden bij onszelf. Dat kunnen dezelfde zijn als voor het persoonlijk bidden. Saaiheid van de bidstond, te lange gebeden enz. kunnen ons de lust benemen om te gaan. Laten we onszelf dan aanpakken en als het ons broeders betreft dan door onze inbreng er een meer levendige bidstond ‘van maken’
VERHINDERINGEN EN VOORWAARDEN VOOR VERHORING VAN HET GEBED
- Ons gebed kan wel eens niet met de wil van God stroken (vgl. 1Jh.5:14), of (nog) niet in overeenstemming met Gods raad (denk aan Mt15::23a). Van bepaalde, algemene zaken weten we uit de Schrift met zekerheid of ze wel of niet naar Gods wil zijn. Een gebed om zegen over de prediking van het evangelie is beslist naar Gods wil. Een gebed om de bekering van satan strookt echter beslist niet met zijn raad.
We mogen wel al onze begeerten bekend maken bij God (Fil.4:4-6), maar we zullen ons daarbij toch moeten afvragen of we met inzicht bidden en bidden om zaken die nuttig voor ons zijn. Altijd moeten we daarin de eer van God op de eerste plaats stellen.
*In Joh. 14:13,14; 15:5-7 en16:23 wordt gesproken over bidden in de naam van de Heer Jezus. Zo’n gebed wordt absoluut verhoord. Maar dan moet de Heer ook volledig achter ons gebed kunnen staan. Onze antenne naar boven moet dan goed afgestemd zijn.
- Een andere uitdrukking luidt dat we zullen bidden in de Heilige Geest (Jd:20). Dat houdt in, dat we ons openstellen voor de werking van en voorlichting door de Heilige Geest;
*We moeten vragen in geloof(Jk1:6; Mk.11:22,24; Mt.21:22; Hb11:6). Bij ongeloof volgt geen verhoring. Laten we onszelf onderzoeken of we wel werkelijk vertrouwen dat God ons hoort en dat Hij ons gbed kan en wil verhoren. Als dat niet bij ons leeft, moeten we dat aan de Heer belijden. We moeten ons ongeloof veroordelen en de Heer vragen ons meer geloof te geven. Daarbij moeten we zien op de mannen en vrouwen die ons in de Schrift tot voorbeeld zijn gegeven.
Natuurlijk zullen we niet werkelijk in geloof bidden, als we dingen vragen die helemaal niet noodzakelijk voor ons zijn.
- We hebben al overdacht dat we met volharding moeten bidden. De Heer houdt ons dat voor in de gelijkenis van de weduwe en de onrechtvaardige rechter als ook in die van de vriend die ’s nachts brood nodig heeft (vgl. Lk.11:5-8; 18:1vv; Ef. 6:18).
.
*Een leven in de zonde is een verhindering voor gebedsverhoring. De Heer verwijt dat zijn volk blijkens Js.59:1,2. Zijn hand is niet te kort om te verlossen, maar hun zonden maakten scheiden tussen God en hen.
*Ook kunnen verkeerde bedoelingen een rol spelen in ons gebedsleven. Ps. 66:18 zegt, dat als er onrecht in mijn hart is, de Heer niet verhoort. Jk.4:2,3 behelst hetzelfde.
- Een verkeerde verhouding tussen man en vrouw staat verhoring van onze gebeden in de weg (1Pt. 3:7). We zullen dus moeten streven naar een onderling goede verhoudingen.
Speciaal de mannen worden in dit opzicht aangesproken. Zij moeten met verstand met hun vrouwen als ‘brozer vaatwerk’ omgaan. Let erop dat hier geen sprake is van het sterke en het zwakke geslacht. De man is broos vaatwerk, de vrouw is brozer.
KENMERKEN VAN HET GEBED VOLGENS JK.5
Het gaat me bij onderstaande kenmerken niet om het directe verband waarin ze staan (de ontext en de uitleg daarvan), maar om de punten als zodanig. We zien hier in dit gedeelte een heleboel algemene lessen die op het bidden van toepassing zijn en waarvan we veel kunnen leren.
- Lijdt iemand onder u ? Laat hij bidden. Niet piekeren of je zorgen maken. Gods recept is heel eenvoudig: ga bidden !
- Het gebed van het geloof. Nog eens gezegd: Ons gebed moet met geloof gepaard gaan, met vertrouwen op God, dat Hij helpen zal en uitkomst zal geven.
- Bidt voor elkaar. Voorbede is ontzettend belangrijk. Bidden voor anderen richt je aandacht van jezelf af. Maar dan moet je van de ander wel iets weten ! Om zo’n voorbede vraagt Paulus de gelovigen te Efeze (Ef. 6:18,19).
- Het gebed van een rechtvaardige. Hier is niet onze rechtvaardig- making door het werk van Christus bedoeld. Jakobus is de man van de praktijk en de vraag is dus in hoeverre we in de praktijk rechtvaardigen zijn. Dat is een voorwaarde voor gebedsverhoring.
- Hij bad een gebed. Dat betekent: hij bad indringend, hij bad vurig. Het is niet zomaar een gebed, maar een intensief gebed, waar hij met hart en ziel bij betrokken was. Een voorbeeld voor ons.
- Hij bad opnieuw. We moeten aanhoudend bidden, niet verslap- pen en in het gebed volharden. We geven het misschien maar al te gauw op.
Mooie korte ‘aandachtspunten’ zijn dit. Laten we ze onthouden en ernaar handelen.