‘De wereld van het oude testament’ door John Bimson. 160 blz.
uitgever. Ned Bijb. Genootschap Haarlem.
Bij het NBG is verschenen ‘De wereld van het oude testament’ geschreven door John Bimson. Dit werk kan beschouwd worden als een modernere versie van ‘In het land van de Bijbel’ van I. Snoek. Het handelt over een groot aantal onderwerpen met betrekking tot het maatschappelijk, economisch, politiek en religieus leven in Kanaän in de tijd van het Oude Testament. Het geeft een vrij uitvoerige beschrijving van de gesteldheid van het land, spreekt over de staatsvorm van het oude Israël en beschrijft de buurstaten. Steden- en huizenbouw komen aan de orde. Het familieleven, het maatschappelijk verkeer en de daarbij heersende gebruiken passeren de revue. Er is een hoofdstuk gewijd aan oorlogvoering (helaas behoort die aktiviteit niet tot de verschijnselen van de laatste eeuwen), alsook een aan de godsdienst van Israël en de gebruiken die daarbij in zwang waren.
Interessante dingen komen aan de orde, die verhelderend werken voor het begrijpen van bepaalde uitdrukkingen en teksten. Bimson oppert bijv. dat Ex. 20:5 wel eens zou kunnen zien op het feit, dat men in familieverband leefde, dat zich tot het vierde geslacht kon uitstrekken (blz. 57). Week men van de Heer af dan trof het gericht de hele familie zoals we zien bij Korach, Dathan en Abiram en bij Achan. Terloops zij opgemerkt dat daaraan te ontkomen was door zich af te wenden van de opstandige ouders zoals de kinderen van Korach hebben gedaan.
De beperkte ruimte van een boekbespreking laat niet toe nog meer van zulke voorbeelden te geven, hoewel de verleiding groot is om dat toch te doen.
In moderne uitgaven over dit soort onderwerpen valt heel vaak de invloed van de nieuwe theologie op te merken. In dit werk is dat gelukkig niet het geval. Bimson registreert namelijk veel meer dan dat hij opinieert. Hij baseert zich op de tekst zoals die er ligt zonder zijn eigen visie te laten doorklinken, wat die visie dan ook mag zijn. Soms doet hij uitspraken of gebruikt hij termen waarover mogelijk een lezer zal vallen. Maar even nadenken laat zien dat de kritiek ongegrond is. Als hij bijv. op blz. 7 zegt dat de stam Juda 50 jaar in ballingschap was in Babylonië dan is dat niet een ontkennen van het feit dat Juda 70 jaar dienstbaar is geweest. Bimson gaat namelijk uit van de laatste definitieve wegvoering in 586 v. Chr. en niet van de wegvoering van de prinsen in 605. v. Chr. waar Daniël bij was. Toen bleef het rijk Juda namelijk nog bestaan, hoewel onderworpen aan Nebucadnezar.
Zo gebruikt hij het woord ‘verhaal’ voor de geschiedenissen van Abraham en de andere aartsvaders (blz. 48), maar hij ontkent daarmee niet de historiciteit van de vermelde gebeurtenissen. Hetzelfde geldt voor het gebruik van het woord ‘voorstellen’ in de zin: ‘De Edomieten worden ons voorgesteld als de nakomelingen van Esau’ (blz. 46). Het is trouwens mogelijk dat de vertaling aan deze beide weergaven debet is. Aan de vertaling is overigens niet te merken dat het werk oorspronkelijk in het engels is geschreven. Wel maak ik bezwaar tegen uitdrukkingen als ‘een glooiing, dat’ (blz. 65) in plaats van ‘een glooiing, die ’ . Zo ook tegen ‘het was beter als ’ in plaats van ‘het was beter, dat’ ( blz. 125). Overigens moet gezegd, dat het boek zich heel gemakkelijk lezen laat.
Als ik hier nu enige kritiek op de inhoud laat volgen dan is die opbouwend bedoeld. Bij de verklaring van verschillende handelwijzen zoekt de schrijver meestal naar een verstandelijke oplossing. Daar is geen bezwaar tegen, maar het is jammer dat hij daarbij de voor de handliggende geestelijke argumenten niet altijd noemt. Zo bijvoorbeeld als hij verklaart waarom David zijn troon in Jeruzalem vestigt (blz. 22). Hij gaat dan voorbij aan de gegevens van Gen.14 en 22. Dat de Israëlietische strijders op de vlakten geen succes hadden, schrijft Bimson toe aan het feit dat de Kanaänieten ijzeren wagens hadden. Een vermelding dat dit kwam omdat ze niet op God vertrouwden was hier op zijn plaats geweest (blz. 101). Gelukkig plaatst hij die notitie wel in een ander verband (blz. 103). De ouderdomsopgaven van de diverse steden zullen we met een korreltje zout moeten nemen. Bimson baseert zich op de vondsten van de archeologie waarbij men spreekt over steden en dorpen van 10.000 jaar oud.
Op blz. 103 laat de schrijver niet uitkomen, dat Deut.20: 16-18 betrekking heeft op de steden in het land en in contrast daarmee Deut. 20:10-15 op steden die veraf lagen. Bij overgave werden van die laatste steden zelfs ook de mannen gespaard. Bij de verklaring van Deut. 24:1-4 gaat Bimson eraan voorbij dat het eigenlijke doel van de plicht om een scheidbrief te schrijven is, de echtscheiding af te remmen en een hertrouw te verbieden.
Mogelijk kan bij een volgende druk een en ander bijgeschaafd worden. Ondanks deze lichte kritiek hebben we toch te doen met een werk dat het lezen waard is en inzicht geeft in de gebruiken van het oude Israël. Wel moet ik gegadigden aanraden goed na te gaan of het exemplaar dat ze aanschaffen wel goed gebonden is, want het mijne lag na een keer lezen volkomen uit elkaar.