Mattheüs 3:1
Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen Mt 03:01-04
De Joden verwachtten een herstel van het koninkrijk van Israël, zoals het onder David en Salomo bestond. De Messias zou het volk bevrijden van de vijandelijke overheersing en het rijk oprichten. Ze hadden daarin geen ongelijk. De profeten spraken er uitvoerig over, zoals de volgende schriftplaatsen bewijzen:
‘Zie de dagen komen, luidt het woord des Heren dat Ik aan David een rechtvaardige spruit zal verwekken, die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land. In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen” (Jer 23:5).
Op die dag zal het gebeuren, luidt het woord van de Here der heerscharen , dat Ik het juk van hun hals zal verbreken en hun banden zal verscheuren: vreemden zullen hen niet meer knechten, maar zij zullen de Here , hun God, dienen en David hun koning, die Ik hun verwekken zal” (Jer 30)
En Zacharia, de vader van Johannes de Doper, had het beslist niet mis toen hij in zijn lofzang uitsprak:
“heeft een hoorn des heils voor ons opgericht, in het huis van David, zijn knecht, gelijk Hij gesproken heeft door de mond van zijn heilige profeten vanouds, om ons te redden van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten’ (Luk.1:70,71).
Maar de Joden in de dagen van de Heer Jezus vergaten één belangrijke zaak, namelijk dat aan de bevrijding van de vijanden de bevrijding van de zonde moest voorafgaan. Zij verwachtten een veldheer die het uitwendig juk van de Romeinen zou verbreken. En ze verstonden niet, of beter wilden niet erkennen dat ze zich dan eerst tot God moesten bekeren om bevrijd te worden van de zonde. En voor die bevrijding was een Heiland nodig, die de straf der zonde wilde dragen op het kruis.
Het koninkrijk was nabij, maar de voorwaarden waaraan voldaan moest worden, was ‘bekering’ en uitzien naar Hem , die de zonde uitdelgen zou.
Bereid de weg des Heren, maakt recht zijn paden
Als in het oosten een koning een landstreek ging bezoeken, dan werden de wegen extra onder handen genomen. De gaten werden opgevuld en de bulten weggestoken. Zulke mooie, geplaveide wegen als wij kennen waren toen namelijk onbekend, en het onderhoudvan de wegen was allertreurigst. Zo wordt ook Israël opgeroepen de wegen voor de Heer klaar te maken.
Maar door de profeet Jesaja wordt dat niet letterlijk bedoeld. En Johannes, die deze profetie vervulde, heeft zich beslist niet bezig gehouden met het plaveien van de weg van Nazareth naar Jeruzalem. Neen, figuurlijk moet de weg voor de Heer bereid worden. Deze uitspraak roept het volk opnieuw tot bekering op. Het hart moet bereid worden om de koning te ontvangen. De weg tot het hart moet recht gemaakt worden.
Als volk heeft Israël deze boodschap verworpen. Vandaar dat voor hen de verlossing van de Romeinen en het Messiaanse koninkrijk toen niet gekomen zijn. Israël is terzijde gesteld, maar daardoor heeft het heil een veel bredere vlucht genomen en is ook tot ons, heidenen, gekomen. Maar de voorwaarde om het heil te ontvangen is precies gelijk als de voorwaarde voor Israëls verlossing: bekering en bereid maken van de weg des Heren. Het gaat niet zonder erkenning van onze zonden en onze schuld. Veroordeling van ons eigen ik is nodig. Maar dan moet daarop ook een vertrouwend aanvaarden van het heil volgen. Een kinderlijk geloven dat God onze schuld om Christus wil vergeeft.