Mattheüs 9:1
Uw zonden zijn vergeven
Jezus Christus heeft door wonderen en tekenen laten zien dat Hij de Messias is. Er moest aan zijn dienst nog een belangrijk aspect worden toegevoegd, namelijk dat Hij macht had zonden te vergeven. En ook aan de verantwoordelijkheid van de gelovigen ontbrak nog een aspect, namelijk de taak om zondaars tot Christus te leiden. Beide komen uit in de geschiedenis van de verlamde.
De vier vrienden hebben hun zieke kameraad door de straten van Kapernaüm gedragen. Ze hebben hun hoofd gestoten bij de ingang van het huis, waar niemand ruimte voor hen wilde maken. Ze hebben de moed niet verloren, maar de verlamde de trap aan de buitenkant van het huis opgesjouwd. Ze hebben het dak opengebroken en hun vriend naar beneden laten zakken. En dan staat er zo treffend: ‘En Jezus, hun geloof ziende….’
Dat is de hoogste naastenliefde: de zondaar in het geloof aan de voeten van Christus te brengen.
Het eerste wat de verlamde hoort is: ‘Uw zonden zijn vergeven.’ Deze uitspraak wekt de ergernis van de Farizeeën op. Alleen God kon toch de zonden vergeven? Ja zeker, maar Christus, de Zoon des mensen, is God. En dat Hij macht heeft op aarde zonden te vergeven, zal Hij laten zien door de verlamde te genezen. Als hij gelasterd had met te zeggen: ‘Uw zonden zijn vergeven’, dan zou God Hem toch geen macht geven de verlamde te genezen. Omgekeerd: als God Hem daarvoor macht gaf, dan had Hij ook de macht op aarde zonden kwijt te schelden.
Volg Mij
Op zijn verdere reis passeert Christus het tolhuis, waar Mattheüs voor de deur zit. De evangelist geeft hier een stukje biografie, dat opvalt door zijn eenvoudigheid. Hij, de tollenaar, die in de greep van het geld verkeert, hoort de oproep: ‘Volg mij’. Die oproep vindt weerklank in zijn hart. Hij verlaat alles en volgt Christus. Hij ontvangt de Heer echter ook in zijn huis en biedt hem en al de zijnen een maaltijd aan. Wat een omkeer in het leven van deze op geld beluste man! Dat kan alleen Jezus bewerken, en Hij doet het ook nu nog in onze tijd.
De Farizeeën menen in dit voorval een gelegenheid te zien Jezus in diskrediet te brengen. Kunnen ze op Hem zelf dan niet de vinger leggen, het gezelschap waar die Rabbi in vertoeft, is toch allerminst onbesproken van gedrag. De Heiland wijst hen echter terecht met het bekende woord: ‘Die gezond zijn hebben geen geneesheer nodig, maar die ziek zijn’. Hij verklaart deze spreuk met de woorden: ‘Want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars’. Dat is wel een uitspraak om rekening mee te houden, en eens over na te denken. Zijn er wel rechtvaardigen die niet geroepen behoeven te worden? Zijn er mensen die geestelijk gezond staan en geen genezing nodig hebben? Nee, die zijn er niet. ‘Allen hebben gezondigd’, ‘Er is geen rechtvaardige, ook niet één’, luidt het getuigenis van God.
Maar er zijn er helaas maar al te veel die menen rechtvaardig te zijn. En die kun je dan verdelen in twee groepen. Ten eerste zijn er de vrome rechtvaardigen, die net als de Farizeeën vertrouwen op hun godsdienstigheid en zich ver verheven voelen boven “Jan-Rap-en-zijn-maat” en andere “goddelozen”. Ten tweede zijn er de humane rechtvaardigen, die menen het kruis niet nodig te hebben, omdat ze ieder het zijne geven en het er toch heel wat beter afbrengen dan die zogenaamde Christenen. Als u zich tot die groepen rekent is Christus niet voor u gekomen en wordt het hoogtijd, dat u “rechtvaardige-af” wordt door te erkennen dat u voor God (met andere mensen hebt u niets te maken) een zondaar bent en redding nodig hebt. Dan pas en niet eerder komt de roepstem van het evangelie tot uw hart. Dan pas kunt u als Mattheüs opstaan en Christus volgen.