Een goed plaatsje in de hemel
De moeder van Jacobus en Johannes, beide volgelingen van Jezus, is een vrouw die het met haar kinderen goed voor heeft. Zij komt bij de Heer met de vraag: ‘Zeg dat deze mijn twee zonen mogen zitten, één aan Uw rechterzijde en één aan Uw linkerzijde in Uw koninkrijk.’
Daarbij heeft ze gedacht aan het Messiaanse rijk, waarvan de profeten hebben geprofeteerd en dat volgens haar wel spoedig zou worden opgericht.
’t Is logisch dat een moeder het beste voor haar kinderen zoekt, en het is fijn als een moeder daarbij niet in de eerste plaats hun aardse belang, maar hun geestelijk belang op het oog heeft.
Overgebracht naar onze situatie zouden we kunnen zeggen: ‘Het is mooi als iemand een goed plaatsje zoekt in de hemel.’ Dat is mooi, echter is er een ‘maar’ aan verbonden.
Door lijden tot heerlijkheid
Deze goede moeder vergat namelijk wat. Ze had er geen oog voor dat de profeten ook gesproken hadden over het lijden dat de Messias eerst moest ondergaan. Christus wijst deze zorgzame moeder daarop met de woorden: “Gij weet niet wat gij vraagt, kunt gij de beker drinken die Ik zal drinken?”
Hier doelt de Heiland op het lijden dat Hij moet ondergaan. Zonder lijden geen heerlijkheid. Zonder kruis geen open hemel voor zondaars en geen Messiaans rijk. De vrouw van Zebedeüs moest dat wel bedenken.
Wie vandaag de dag het geestelijk heil van zijn kinderen zoekt, heeft dat ook wel te bedenken! We kunnen natuurlijk niet zelf onze kinderen bekeren, maar we kunnen er wel veel voor doen. We zullen onze kinderen moeten bepalen bij het feit, dat de weg naar de hemel voert over Golgotha.
Wij kunnen
Het gesprek is daarmee niet af. Het blijkt dat de moeder niet alleen is. Haar zonen staan bij haar, en op de vraag van de Here staan ze direct met hun antwoord klaar: zij kunnen de lijdensbeker ook drinken!
Wat een misplaatst zelfvertrouwen! Een paar dagen later laten ze de Here in de steek als Hij gevangen genomen wordt! Als het van hen afgehangen had, wat was er dan van Gods plan terecht gekomen? Niets toch immers!
De Heiland vlucht echter niet. Vastberaden gaat Hij de weg via Kajafas en Pontius Pilatus naar Golgotha, de plaats waar het oordeel van God Hem in onze plaats treffen zou. Toch zegt de Here niet dat ze zijn beker niet drinken kunnen. Integendeel, Hij antwoordt: “Mijn beker zult gij wel drinken”.
Als het gaat om de menselijke kant van zijn lijden, dan zullen zij daar ook deel aan hebben. Maar pas dan als de Heer de weg tot God ontsloten heeft. Pas na het kruis! En pas nadat ze de kracht van de Heilige Geest ontvangen hebben. Dan wordt Jacobus de eerste Christen-martelaar onder de apostelen en valt door het zwaard van Herodes (Handelingen 12). Zijn broer Johannes ondergaat wel niet hetzelfde lot, maar lijdt toch ook vervolging en verbanning. Hij noemt zich later: “Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot in de verdrukking” (Openbaring 1).
Jezus volgen betekent: eerst tot Hem gaan als verloren zondaar, aanvaarden dat Hij voor ons stierf op het kruis, en dat brengt mee het lijden ter wille van zijn naam ondergaan. Zo en zo alleen wordt men “deelgenoot in ’t koninkrijk” (Openbaring 10).
Jaloezie
Nadat Jezus nog gezegd heeft dat de plaats aan zijn rechterhand en linkerhand niet door Hem, maar door de Vader aangewezen wordt, barst de jaloerse verontwaardiging van de andere 10 leerlingen los. Ook zij krijgen – en wij met hen – nog een vermaning. Onder volgelingen van Jezus Christus mag het niet gaan om eer, macht enz. Christus volgen wil zeggen: dienen, slaaf zijn.
De Heer zelf is gekomen om te dienen, en zijn grootste dienst is dat Hij kwam om “zijn leven te geven als losprijs voor velen”. Vraag! Behoort u al tot die velen die zich hebben laten loskopen?