Tenslotte zond Hij zijn Zoon
Ontrouwe pachters
Door beelden uit het dagelijkse leven van zijn tijd heeft Jezus Christus de Joden trachten duidelijk te maken hoe het er met hen voorstond. Op een keer vertelde Hij hun van een man die een wijngaard plantte, er een rotsmuur om aanbracht, er een persbak in uitgroef en een uitkijktoren er in oprichtte. Toen alles kant en klaar was verhuurde hij de wijngaard en ging hij naar het buitenland.
Na verloop van tijd zond hij zijn knechten om de opbrengst van de wijngaard in ontvangst te nemen. Wat deden echter de pachters? Ze sloegen de knechten de wijngaard uit, en sommigen vermoordden ze zelfs.
Nog eens probeerde de eigenaar zijn inkomsten binnen te krijgen, maar het lukte niet; alweer werden zijn knechten met schimpscheuten overladen en mishandeld. Ten einde raad zond de eigenaar dan zijn zoon met de gedachte: “Die zullen ze tenminste ontzien”. Toen de pachters echter de zoon zagen aankomen lachten ze helemaal in hun vuistje. Dat was de erfgenaam immers; welnu, als ze die doodsloegen hadden ze de mogelijkheid de hele erfenis in bezit te krijgen. Zo gedacht, zo gedaan.
Dan stopt de Here met vertellen en stelt de vraag:
“Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen?”
De Joden hebben daarop hun antwoord direkt klaar; zonder mankeren zeggen ze:
“Hij zal ze een vreselijke dood doen sterven en de wijngaard aan betere pachters verhuren, die hem tenminste de opbrengst afleveren.”
Heil voor de heidenen
Met dat antwoord ondertekenden ze eigenlijk hun eigen vonnis. Hadden ze dan niet door dat de Heer met de wijngaard het land Palestina bedoelde, dat Hij als het ware aan Israël had verpacht? Ze hadden dat wel kunnen aanvoelen, want in de Psalmen en in het boek Jesaja werden Palestina en Israël dikwijls met een wijngaard vergeleken. Dat niet alleen, ook stond daar opgetekend dat Israël ontrouw was en slechte vruchten voor God voortbracht. En als het ging om het straffen van de schurkachtige pachters en het geven van de wijngaard aan anderen, hadden ze dan niet gelezen over de steen die door de tempelbouwers veracht was, die een, hoeksteen zou worden, door God zelf geplaatst? Dit houdt de Heer hen voor, en dan kondigt Hij hen zonder omwegen aan dat het heil hen ontnomen en anderen aangeboden zou worden. Israël zou over z’n eigen Messias struikelen en door Hem vermorzeld worden!
Zo is het ook gebeurd In het jaar 70 kwam de Romein. De Joden werden verslagen en weggevoerd, en het evangelie droeg vrucht onder de heidenen, terwijl Israël zich verhardde. Een geweldig keerpunt in de heilsgeschiedenis werd met de woorden aangeduid:
“…. van u weggenomen worden en gegeven worden aan een volk dat zijn vruchten opbrengt.”
Een keerpunt dat in de eerste jaren van onze jaartelling als het ware gestalte kreeg.
Nu staan we echter weer voor zo’n keerpunt. Hoe staat het er namelijk met de volken, beter gezegd met de christenheid voor? Het heil is ons aangeboden, maar brengt de christenheid vrucht voort voor God? Luistert ze nog naar de stem van de eigenaar en naar de stem van de knechten? Het heeft er weinig meer van. Je kunt haast de term van het boek Richteren toepassen: “Elk doet wat goed is in eigen ogen”,
De bijbel wordt op de ontleedtafel gelegd en van zijn gezag beroofd. Wat de Schrift zonde noemt wordt, zo niet openlijk gepropageerd, dan toch stilzwijgend goed geheten.
Nog is het voor ieder persoonlijk de tijd om te luisteren naar de Heer van de wijngaard en zich te bekeren. Straks komt de tijd dat ook deze ontrouwe pachters worden gestraft en God zich weer over Israël ontfermt, zoals Hij dit eveneens in het Oude Testament heeft aangekondigd.