De man zonder bruiloftskleed
Alles is klaar
Het is met het heil, dat God aanbiedt als met een uitnodiging voor een bruiloft. Wie gaat er nu niet graag naar een bruiloft? Iedereen toch zeker. Zo wil God mensen gelukkig maken, en Hij nodigt ze bij zich.
Bij een bruiloft heb je genodigden, die al lang van te voren weten dat de bruiloft zal worden gehouden, vrienden en kennissen bijvoorbeeld. Die wachten alleen nog maar op een seintje wanneer het feest nou precies zal plaatsvinden.
Zo had God ook genodigden aan wie Hij zijn heil, zijn erbarming en liefde wou bewijzen. Die genodigden waren de Joden. Eeuwen voordat Jezus Christus op aarde kwam, had God dit volk al laten nodigen door zijn profeten. En toen de Here Jezus kwam, toen de tijd voor de bruiloft om zo te zeggen aanbrak en alles klaar was, toen werd Israël opgeroepen om te komen, door Johannes de Doper en door de discipelen van Jezus Christus. Maar Israël geloofde het wel.
Een andermaal werd Israël in de gelegenheid gesteld, maar in plaats van de Messias te aanvaarden, die het heilsrijk voor hen zou oprichten, verwierpen ze Hem. Ze waren te druk met hun eigen zaken, hun eigen ideeën, om zich met Jezus van Nazareth bezig te houden.
Daarom is het Israël vergaan zoals de genodigden uit de gelijkenis, die niet wilden komen; ze hebben de toorn van God ondervonden. Jeruzalem werd aan de vijand prijsgegeven en ging in vlammen op, en de Joden werden onder alle volken verstrooid.
Dan geen bruiloft?
Dan maar geen bruiloft? Zal God dan de hele wereld maar aan zijn lot overlaten en de mensen hun eigen ondergang laten bewerken? Nee. Wel een bruiloft, wel heil, wel vrede en geluk. De koning zendt namelijk zijn knechten naar de kruispunten van de stad, naar de sloppen en stegen, en laat Jan-en-alle-man uitnodigen voor het feest. Al heel gauw is het een hele opmars naar de bruiloftszaal. Fraai publiek is het niet, er zit zelfs schorremorrie onder.
Met dit deel van de gelijkenis wordt gedoeld op de prediking van het evangelie onder de heidenen, zoals die na de Pinksterdag waarover Handelingen 2 spreekt, heeft plaatsgevonden.
Massa’s mensen hebben gehoor gegeven aan het evangelie en zijn de christelijke bruiloftszaal binnengegaan. Niet dat het allemaal goud is wat er blinkt. ’t Is net als in de gelijkenis, waar bozen en goeden de zaal vullen. En nu maar wachten op het tijdstip dat de bruiloft begint. Voordat het zover is zal de koning echter eerst de gasten gaan bezien. Er wordt groot appèl gehouden.
Hoe ben je hier binnengekomen?
Als de vorst binnenkomt en alle gasten muisstil zijn, ontdekt hij in de zaal een man zonder bruiloftskleed. Kon die man daar dan wat aan doen? Hij kwam toch zo van de straat af? Ja, hij kon er wel wat aan doen. Bij een oosterse bruiloft stond er namelijk bij de ingang een knecht die feestkleren bij zich had. Je kon zo’n mooie mantel, die hij namens zijn baas uitreikte, zo maar omslaan en keurig gekleed naar binnen gaan. Onze vriend had dus wel goed gekleed kunnen zijn, maar …. hij vond zijn eigen plunje kennelijk goed genoeg om voor de koning te verschijnen.
Wat stelt die man ons eigenlijk voor?
Die man? Wel, dat zijn al de christenen die zonder “zondagspakje” in kerk of samenkomst zitten! Zonder “zondags pakje”? Ja, maar dan niet een letterlijk zondags pakje, maar een geestelijk pakje.
Dat zijn al die christenen die zich wel christenen laten noemen, maar die nooit als de Verloren Zoon naar de Vader zijn gegaan met de woorden: “Ik heb gezondigd…”Die nooit verlost zijn van hun “zondeplunje” en “het beste kleed” van de Vader niet hebben ontvangen. Het zijn de mensen die zich niet werkelijk hebben bekeerd en die daarom geen vergeving van hun zonden hebben. In feite menen ze dat hun brave christen-zijn, hun christelijke opvoeding, de vervulling van hun christelijke plichten, enz. hen wel geschikt maken voor de hemel.
Zulke naam-christenen, zulke tinnen soldaatjes van Jezus Christus, zulke boter-en-broodgelovigen, of hoe u ze maar noemen wilt, zal het eens vergaan als de man uit onze gelijkenis. Toen de koning bij hem kwam en zei: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen”, zei hij niets, maar dan ook totaal niets. Bij de deur had hij praats gehad tegen de knecht die hem een passend kleed aanbood, nu heeft hij niets in te brengen. En zonder kommentaar wordt hij de zaal uitgeworpen, de duisternis in. Wie meent zonder het verlossingswerk van Jezus Christus toe te kunnen, wie meent dat zijn godsdienstige werken een “passend bruiloftskleed” zijn, die komt eenmaal bedrogen uit als de grote Koning appèl gaat houden.