Mattheüs 12:36 – Moet je daarvoor dan betalen
Naast ons huis staat een oude lagere school, waarin nu een kleuterschool en een vakschcol voor detailhandel zijn ondergebracht. Aan de overkant van de straat bevindt zich het oude schoolpleintje, dat grote aantrekkingskracht uitoefent op de jeugd. Het is namelijk een prachtig hoekje om te voetballen. Op zichzelf gun ik de jeugd dit plezier, als ze maar niet elke keer uit ballorigheid de beide straatlantaarns kapot schoten. Er is helaas weinig aan te doen, want onze straat is schaars bevolkt – er staan maar drie huizen – zodat de boefjes nooit op heterdaad betrapt worden.
Overdag is dit pleintje ook voor onze kinderen een speeleldorado: fietsen, rolschaatsen, touwtje springen, voetballen en noem maar op. Maar ondanks zo’n mooie speelgelegenheid vervelen ze zich toch nog wel eens. En dan volgen ze de ouderen na in het uithalen van kattekwaad.
Zo was onze zesjarige zoon met zijn vriendje Jacob op het pleintje aan het spelen. Toen het plezier wat van het spel afging kwam Jacob met het voorstel: “Zullen we de ruiten van de school ingooien?” Het dolle plan vond genade in de ogen van onze “lieveling”. Hij pakte een steentje en smeet prompt een mooi rond gaatje in een van de ruiten van de school. Jacob deed voor hem niet onder en al gauw zaten er nu gaten in de ruit, waarvan de barsten in alle richtingen uitwaaierden. Nu moest het andere lokaal een beurt hebben. Ook daarvan werd een ruit vakkundig bewerkt.
Toen kwam echter een ouder vriendje de pret verstoren, want hij verklikte de zaak thuis. Zoonlief moest op het matje komen en opbiechten wat hij gedaan had. Met horten en stoten kwam het relaas er uit. Mijn vrouw nam hem danig onder handen en zei dat hij natuurlijk ook zijn spaarpot moest omkeren om mee te betal”Moet je daarvoor dan betalen? De jongens betalen de kapotte straatlantaarns toch ook nooit ! “
Het kwam er zo eerlijk uit dat we moeite hadden een glimlach te verbergen.
Misschien moet u ook even glimlachen. Maar zijn er niet heel wat volwassenen die precies zo redeneren. In de bijbel staat: “Van elk ijdel woord dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels” (Matth. 12 : 36).
Maar zij vloeken en liegen, zwetsen en bedriegen alsof er nooit een dag van afrekening zal komen. Wijst men hen op hun tekortkomingen, dan is het antwoord: “Ik ben zo slecht nog niet, moet je die en die hebben, die versieren het heel wat raarder.”
En zo proberen ze zich – om met ons zoontje te spreken achter de jongens met de straatlantaarns te verschuilen. Maar denkt u er wel aan, er staat in de bovenaangehaalde tekst niet “Van elke moord” of “Van elke diefstal”, maar “Van elk ijdel woord”. Welnu, kunt u uw woorden – om maar niet te spreken van uw gedachten – verantwoorden voor God? Eén enkel onvertogen woord doet u al schuldig staan voor de heilige God. Voor één enkel zondig woord was het nodig dat Jezus Christus stierf op Golgotha.
U leeft misschien niet in openbaar kwaad; u is een heel gewoon mens, zoals er twaalf in een dozijn gaan. Prima, maar denkt u dan nog even na over de volgende uitspraak: “Van sommige mensen zijn de zonden zo duidelijk, dat ze voor hen uitgaan naar het gericht” (1 Tim. 5 : 24).
Dat zijn de misdaden van mensen die wijd en zijd bekend staan. Dronkenlappen, dieven, moordenaars enz. Als die voor de rechterstoel van God verschijnen, dan staan hun zonden hen bij wijze van spreken al op te wachten.
Maar er volgt nog wat op deze uitspraak, namelijk: “bij anderen komen zij achteraan”. Dat is bij de mensen die altijd goed en braaf geweest zijn. Misschien bij u ? Dan komt u voor Gods rechterstoel met de gedachte: Het valt met mij nog wel wat mee. Maar achter u roepen uw heimelijke zonden als het ware: “Wacht even, wij komen er ook nog aan.”
Dan gaan de boeken namelijk open en al uw werken, ook degene die u allang vergeten hebt, worden u voorgehouden en… in rekening gebracht! Misschien denkt u nu een goed geweten te hebben, maar veel mensen hebben zo’n goed geweten, omdat ze zo’n slecht geheugen bezitten. Maar dat wordt voor de rechterstoel van God wel opgefrist!
En de betaling ? De tweede dood! Het oordeel in de hel. Gelukkig is er Een die voor u betalen wil. De Heer Jezus Christus. Hij stierf op Golgotha onder de toorn van God over de zonde.
Als u erkent een zondaar te zijn en u gaat met berouw tot Hem en aanvaardt het offer dat Hij ook voor u bracht, dan zegt Hij als het ware tegen God: “Wat deze schuldig is, reken mij dat toe” (verg. Filemon : 18). Zonden moeten betaald worden, of door uzelf, of door een Ander.
Wilt u Hem uw rekening laten betalen ? Dan gaat u eeuwig vrijuit !
“Het loon dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (Rom. 6 : 23).