(Matth. 17:14-21)
De Here Jezus komt met drie van zijn volgelingen van een berg af. Daar op die berg heeft iets wonderlijks plaatsgehad. Daar werd Hij voor de discipelen veranderd en zagen zij zijn koninklijke heerlijkheid. Nu hebben ze als het ware een stukje hemel achter zich gelaten en alen ze af in het gewone leven. Dat leven is echter niet “gewoon”. Het is heel ongewoon. Het is heel anders dan God het oorspronkelijk heeft gemaakt. Ze dalen af en bevinden zich weer in deze wereld waar de gevolgen van de val van de mens zich elke dag opnieuw rondom ons vertonen. Het is een zondige wereld, waarvan satan zich meester heeft gemaakt. Vandaar ’n ongewone wereld.
Onder aan de berg staat een man met z’n zoontje. De jongen is er vreselijk aan toe. Een duivelse geest heeft hem in z’n macht; dan eens stort de jongen zich in het vuur en dan is het water. De volgelingen die achter waren gebleven toen de Heer de berg opging, hebben getracht te helpen, maar ze konden niets beginnen. Nu komt de vader bij de Heer zelf; en hij smeekt; ‘Ontferm u…’ Dat is het enige gebed waarmee wij, zondaars, bij God terecht kunnen. Al zijn we niet letterlijk bezeten door duivelse machten, zoals deze jongen, wij bevinden ons net als hij in de macht van satan.
Gods woord zegt ons dit. God heeft Paulus namelijk deze opdracht gegeven:
‘Ik zend u, om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van satan tot god, opdat ze vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij’ (Hand. 26:18). De mens verkeert dus in de duisternis. Hij heeft niet alleen zonden gedaan, maar bevindt zich in de macht van satan. Uit die macht moet hij gered worden.
Het enige gepaste gebed in de mond van de zondaar is dan ook het woord van deze vader: ‘Ontferm u….’
Als de tollenaar
Willen we gered worden, dan moeten we komen net als de tollenaar in de tempel waarvan de Here Jezus vertelde. Deze man kwam ootmoedig tot God met de bede: ‘O God, wees mij, zondaar, genadig!’ (Luk. 18:10). Of als de misdadiger op het kruis, die smeekt: ‘Gedenk mijnen….’ (Luk. 23:42).
Zo’n gebed vindt bij God gehoor. Zodra er erkentenis is van schuld komt de hemel in Aktie.
Zo goed als de vader van de bezeten knaap gehoor vond bij de Here Jezus, zo goed vindt iedere zondaar gehoor die tot God om ontferming roept. Wel moeten we bedenken dat de bekering waarover God spreekt, de enige weg is om die ontferming te ontvangen. We mogen ons nog zo druk maken in geestelijk opzicht, we mogen nog zo ijverig trachten te zijn in goede daden, het is alles waardeloos, zolang we nog niet bij het totale bankroet van onszelf zijn gekomen.
Als u deze plaats nog niet hebt ingenomen, als u nog niet uw schuld voor God hebt erkend, dan wil God u door deze geschiedenis opwekken u te bekeren en Gods ontferming in te roepen. Van de uitredding mag u dan ook verzekerd zijn.