De Zoon des mensen zal overgeleverd worden (Matth. 17:22-27)
Meer dan eens heeft de Here Jezus zijn discipelen voorgehouden dat Hij moest overgeleverd worden. Overgeleverd aan de mensen!
In de handen van zijn eigen schepselen zou Hij vallen. En dat wordt hier als iets verschrikkelijks getekend. Waarom? Zijn de mensen dan niet goed? Is het zo erg om aan de mensen overgeleverd te worden? Ja, want de mensen zijn geen Adams meer, maar Kaïns. En de aarde is geen lusthof meer, maar het terrein van bloed, waar satan de scepter zwaait. Deze uitdrukking “overgeleverd in de handen van de mensen” toont wel zeer scherp hoe Godvijandig wij, mensen, zijn.
Als u nog enige hoop mocht hebben dat god u als mens nog wel accepteert, dan slaat dit vers toch alle hoop de bodem in.
En ten derde dage zal Hij opgewekt worden
Waarom liet god dat dan toe? Omdat het de enige weg tot behoud voor diezelfde mensen is. Jezus Christus ging in de dood, maar Hij is niet in de dood gebleven. Hij ging in die dood, die Hem door de mensen en door satan is bereid, om verzoening voor onze zonden aan te brengen. En zijn opstanding bewijst dat Hij overwinnaar is en dat zijn werk volledig aan de heilige eisen van god heeft beantwoord.
Daarom kan nu aan elk mens worden verkondigd dat er vergeving is voor zijn schuld. Vergeving is er voor elk mens die erkent dat het kruis er door hem en voor hem moest zijn. Wat een genade van God om zo de weg tot heil te openen!
Helaas wijzen velen dat heil af. Sommigen doen dat in puur ongeloof. Zij willen van God noch bijbel, van Christus noch geloof iets weten. Anderen gedragen zich zeer godsdienstig, en menen dat hun godsdienst hen behoudt. De laatsten zijn nog moeilijker te redden dan de eersten.
Betaalt uw Meester het hoofdgeld niet?
Een voorbeeld van de laatsten vinden we in de ontvangers van ’t hoofdgeld. Dit was een soort tempelbelasting, die door de Joden was ingesteld. Deze Joden komen bij de Heer van de tempel om de belasting voor de tempel te innen! Ze zijn meer bezig met hun godsdienstige gebruiken dan dat ze zich afvragen wie Jezus van Nazareth is. In plaats van Hem te erkennen als de door God gezonden Messias, hun Meester, vragen ze aan de discipelen: ‘Betaalt uw Meester het hoofdgeld niet?’ Ze erkennen Hem niet als hun Meester, en door het hoofdgeld van Hem te eisen schakelen ze de Heer en Meester op één lijn met zijn volk. Precies zo kunnen wij handelen als we godsdienst plaatsen boven het aannemen van Jezus Christus,’ als we de “kerk” plaatsen vóór het kruis.
Zo zijn de Zonen vrij
Petrus geeft in zijn voorbarigheid direct antwoord op de vraag met: ‘Zeker wel’. Daarmee bedenkt hij niet wie zijn Meester eigenlijk is.
Petrus loopt het huis binnen, kennelijk met de bedoeling Christus om het hoofdgeld te vragen. De Heiland voorkomt hem echter met de vraag: ‘Wat dunkt u, Simon? Van wie heffen de aardse koningen rechten of belastingen? Van hun zonen of van de vreemden?’
Over ’t antwoord hoeft Petrus niet lang na te denken: ‘Van de vreemden’, zegt hij.
Waarop de Heer antwoordt: ‘Dan zijn de zonen vrij’.
Welnu, Jezus van Nazareth is geen vreemde voor God, maar de Zoon van God. Hij is geen onderdaan van de tempel, maar de Heer er van. Hij is dus vrij van de belasting.
Dat Hij de Zoon van God is, de Schepper en Gebieder, toont hij door Petrus het bevel te geven ’n vishaak uit te gooien, waarbij Petrus in de eerste de beste vis een muntstuk zal vinden. Gaat Jezus dan toch de tempelbelasting betalen. Ja, maar niet omdat Hij dit verplicht is, doch om de Joden geen ergernis te geven.
Een voorbeeld voor ons om na te volgen, wanneer we in gelijksoortige situaties verkeren.
Voor Mij en voor u
Petrus moet echter niet alleen voor de Heer betalen, maar ook voor zichzelf. Zij, die de Heer toebehoren, zijn eveneens zonen en dus vrij.
De Heiland zegt echter: ‘Geef het hun voor Mij en voor u’. Hij schakelt Petrus op één lijn met zichzelf.
Wilt u ook die wondere Heiland toebehoren en tot de zonen gerekend worden? Vrij van welke dienstbaarheid dan ook? Dan moet u net als Petrus Jezus van Nazareth als uw Heer belijden, Hem als uw Verlosser aannemen.