Indien uw hand u tot zonde verleidt
(Matth. 18:7-14)
Wee de wereld
Er zijn christenen die weinig oog hebben voor het karakter van deze wereld. Zij menen deze wereld tot een leefbaar geheel te kunnen “omturnen”. De Here Jezus spreekt echter een wee er over uit vanwege de verleidingen tot zonde.
De zonde is een harde realiteit. De zonde heerst in deze wereld. Volgens het woord van de Heer kan het niet anders of er moet verleiding tot zonde zijn. De toestand na de zondeval van de eerste mens brengt dat met zich mee. Niet dat die toestand eeuwig duren zal. Eenmaal komt Jezus Christus weer om orde op zaken te stellen. Zolang echter leven we in een wereld waarvan satan de baas is, en waarin de zonde heerst.
Moeten we ons dan maar schikken in de stand van zaken? Zijn we slachtoffers van een noodlot waaraan niet te ontkomen valt? Moeten we dan maar toegeven aan de verleiding, en op onze beurt ook anderen verleiden? Nee! Jezus Christus heeft dat zo gezegd: ‘Indien uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg. Het is beter voor u verminkt of kreupel ten leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden’.
Natuurlijk zijn deze woorden niet letterlijk bedoeld. God vraagt ons niet om ons lichaam, dat Hij geschapen heeft, te verminken.
Wat betekent het dan wel? Dit: dat we moeten kappen met het kwaad waartoe onze hand, onze voet of ons oog ons verleidt, hoeveel ons dat ook mag kosten.
Het is beter een stuk leven te missen, waaraan de mens buiten God zich overgeeft, om het eeuwige leven te erven.
Wee die mens
Niet alleen staat elk mens aan verleiding bloot, maar hij kan ook zelf een oorzaak van verleiding voor anderen zijn.
Er zijn mensen die in de zonde leven en ook anderen in hun kwaad meesleuren, en dat doelbewust doen!
Over zulke mensen spreekt de Heer eveneens een “wee” uit. Vooral als deze mensen hun oog laten vallen op kinderen die in Christus geloven, om hen tot zonde te verleiden, staat een vreselijk oordeel hen te wachten (Matth. 18:6).
Het zou beter voor zo iemand zijn dat hem een molensteen om de nek was gehangen en hij in de diepte van de zee was geworpen.
Daarom is het belangrijk acht te geven op de waarschuwing van de Heer om niet “een van deze kleinen” te verachten. De Vader in de hemel draagt namelijk bijzondere zorg voor de kinderen. Hoe groot die zorg is blijkt uit de gelijkenis van het verloren schaap. Als je honderd schapen hebt, wat betekent dan het verlies van één exemplaar? Is ’t wel de moeite om daarvoor terug te gaan en gevaar te trotseren om het te vinden?
Wel, geen enkele goede herder in Israël zou zo redeneren. Integendeel, iedere herder zou zoeken tot hij het verloren schaap weer terug had. Precies zo denkt de Vader in de hemelen over “deze kleinen”. In plaats van de kinderen, te verachten zullen we hen juist moeten helpen. Dit gedeelte kan ons laten zien hoe de Heer alle werk dat ten behoeve van kinderen wordt gedaan om hun het evangelie te brengen en hen op te voeden in het geloof, zal waarderen.