Alsjeblieft geen opschudding
(Matth. 26:3-5)
De leidslieden van het Joodse volk hebben besloten dat Jezus van Nazareth uit de weg moet worden geruimd. Ze hebben het lang genoeg aangezien. Hun godsdienstig fanatisme verdraagt het niet langer. Wat verbeeldt die man zich wel om het volk te leren? Hij behoort toch zeker niet tot de leidende klasse!
Ze dulden deze zoon van de timmerman, die zoveel aanhang heeft, niet langer naast zich. Ze ergeren zich aan Zijn woord. Nota bene, Hij onderhoudt de sabbat niet zoals het hoort en de overleveringen legt Hij maar rustig naast Zich neer. Het meest echter ergeren ze zich aan Hem omdat Hij in heel Zijn optreden en in heel Zijn wezen een levende aanklacht is tegen hen als leidslieden. Bij Hem steken ze zwart af in hun schijnheiligheid.
Deze vrome leidslieden gaan overleggen hoe ze Christus te pakken kunnen krijgen. Openlijk zal het niet gaan, want er is veel volk dat Hem achterna loopt. Dus moet het met list gebeuren! De geestelijke leidslieden, de godsdienstige tevredenen moeten list te baat nemen…. Dat laat zien hoe ze van binnen zijn. Ze zijn niet oprecht. Ze staan niet aan Gods kant. Ze laten zich leiden door mensenvrees.
Alsjeblieft geen opschudding. Hun hachje is hun te lief. Hun positie moeten ze toch vooral niet verliezen…. Deze paar verzen laten de leidslieden zien in al hun huichelachtigheid.
Nu kunnen we deze leiders wel in het zonnetje zetten, zelfs een bijbels zonnetje, maar daarmee zijn we zelf niet klaar. Hoe staat het met ons? De meeste die dit blad lezen, zullen tot een of andere godsdienstige richting behoren. Maar hoe zit het met onze godsdienst? Is het waarheid of schijn? Zijn we Christenen om Christus’ wil of ter wille van de mensen? Wat zullen de mensen wel zeggen?…. Is dat onze levensnorm? Alsjeblieft geen trammelant om Christus’ wil, niet te recht door zee, niet te zwart-wit, grijs is de mode.
Weet u wat Christus zegt? Wie zijn leven zal verliezen, die zal het winnen. Verliezen om Christus’ wil…. Dat is wat anders, dat betekent eeuwige winst, eeuwig leven.