Dommer dan de dieren
In het eerste hoofdstuk van het boek Jesaja staat in vers 2 en 3 het volgende:
‘Hoort, hemelen en aarde, neigt uw oor, want de Here spreekt: Ik heb kinderen groot gebracht en opgevoed, maar zij zijn van Mij afvallig geworden. Een rund kent zijn eigenaar, en een ezel de krib van zijn meester, maar Israël heeft geen begrip, Mijn volk geen inzicht’.
Als u het begin van de Bijbel leest, de beide boeken van Genesis en Exodus, ziet u hoe God alles geschapen heeft. Hoe God de mens een pracht plekje op aarde gaf, waar geen voedsel of ruimteprobleem heerste. U leest daar ook hoe de mens ontrouw is geworden en het kwaad in deze schepping is binnengedrongen.
In Exodus kunt u lezen hoe God Z’n volk verlost uit de slavernij in Egypte en het brengt naar het land Kanaän of Palestina. God had grote plannen met dat volk. Uit Israël zou namelijk de Verlosser geboren worden. Het moest laten zien wat het betekent een volk van God te zijn. Maar…. Faalde hopeloos.
En hier in Jesaja trekt nu God een vergelijking tussen hen en het vee, en dan blijkt het vee verstandiger te zijn dan de mensen. Een rund kent immers zijn eigenaar, het loopt in de wei al naar de boer toe als hij er aan komt. Een ezel weet tenminste waar en van wie hij zijn voedsel krijgt. Israël dacht echter niet aan de zorgen die God aan hen besteed had.
Over ezels gesproken…. Een jaar of wat terug las ik in de krant een berichtje dat een ezel ergens in Noord-Duitsland was verkocht aan een koper die zowat tweehonderd kilometer van de woonplaats van de vorige eigenaar af woonde.
Een paar weken na de levering van het dier zag deze vorige eigenaar tot zijn stomme verbazing het dier voor de stal staan. Het was de hele weg terug komen lopen! Ja, die ezel wist tenminste wie zijn baas was (geweest).
Wij mensen echter doen alsof er geen God in de hemel is. We doen alsof we eigen baas zijn hier opaarde. ’n God-Schepper. Ben je mal…. We hebben de evolutietheorie uitgevonden…. we zijn uit de dieren geëvolueerd, dat wil zeggen: ontwikkeld. Dat moet echter wel een neerwaarts gerichte evolutie zijn geweest.
Diep in ons hart weten we natuurlijk wel dat er een God is, maar we willen aan Hem liever niet denken. Want als er een God is, dan zullen we eenmaal voor Hem rekenschap hebben af te leggen. De stem van ons geweten leggen we daarom het zwijgen op.
En hoe beroerd ’t in de wereld ook toegaat – en het gaat steeds beroerder – we kloppen onszelf trots op de schouder, want we kunnen toch heel wat.
Onderwijl echter is iedere koe in de wei een aanklacht. Zo’n beest is verstandiger dan de mens, die God de rug heeft toegekeerd.
Heeft u God gedankt voor uw gezondheid?
‘Daar zorgt de dokter toch voor!’ zegt u misschien.
Heeft u God gedankt voor uw eten?
‘Daar werk ik toch voor!’
Zo kunnen we doorgaan. En toch…. diezelfde God, waar u geen gedachte aan wilt wijden, die Schepper, die u niet wenst te erkennen, houdt deze schepping nog in stand en zorgt nog dat uw voedsel groeit.
Bovenal…. diezelfde God zond Zijn Zoon, Jezus Christus, om voor uw zonde te sterven, opdat wanneer wij ons niet meer dommer dan de dieren zouden willen gedragen, u met Hem weer in contact zou kunnen komen.
Diezelfde God roept u op om u tot Hem te bekeren vóór het te laat is en Hij de afrekening aan deze wereld gaat presenteren. Dit is geen dreigement, maar realiteit. In het verleden heeft de wereld ook de rekening van haar ontrouw en zonde gepresenteerd gekregen in de zondvloed. In de toekomst zal het weer gebeuren in het eindoordeel, dat deze wereld zal treffen.
Daarom roepen we u op uw schuld voor God te belijden en Jezus Christus als uw Heiland te aanvaarden.