Steekpenningen in de oude tijd
(Jesaja 1:23)
Het gebruik van steekpenningen is geen nieuwtje. Ook in oude tijden hield men er al zulke praktijken op na. Alleen met dit verschil, dat het toen gebruik was een rechter om te kopen om zodoende bij een rechtsgeding in het gelijk gesteld te worden. We lezen daarover verschillende keren in de Bijbel.
Een felle veroordeling van de toestand in Jeruzalem tijdens de periode van de koningen Uzzia tot en met Hiskia geeft Jesaja. In het eerste hoofdstuk van zijn profetie schrijft hij: ‘Uw vorsten zijn opstandelingen en metgezellen der dieven; ieder van hen is belust op geschenken en jaagt beloningen na; de wees doen zij geen recht en de rechtzaak der weduwe vindt bij hen geen gehoor’ (vers 23).
Dergelijke misstanden roepen – en dat zeer terecht – het misnoegen van de mens op. In onze tijd zien we hoe er geprotesteerd wordt tegen allerlei vormen van discriminatie, waarbij het recht gekreukt wordt. Eveneens keert men zich fel tegen praktijken als die van de Lockheed-fabrieken.
Toch zit er een kwalijke reuk aan deze protesten. Er is geen verontwaardiging van de moderne mens zoals die bij Jesaja wel gevonden werd. In feite moet ik zeggen at er twee dingen ontbreken. In de Bijbel worden dergelijke praktijken niet alleen gezien als kwaad tegen de naaste bedreven, maar als kwaad waardoor de naam van God onteerd wordt. Dat laatste komt in de protesten van nu niet of veel te weinig naar voren.
Nauw daarmee verbonden is een tweede mankement. De verontwaardiging en het protest zijn namelijk uiterst selectief van karakter. Men keert zich tegen omkooppraktijken van multinationals, maar vindt Jan-met-de-pet, die de zaak flest, een gewiekste jongen. En dat niet alleen, men selecteert op nog een andere manier. Men protesteert tegen onrecht, maar men protesteert niet tegen de zonde als zodanig. Onzedelijke toestanden bijvoorbeeld brengen de massa heus niet in beweging, nee, wat dat betreft kan er van alles bij door en wordt vaak allerlei kwaad openlijk goed geheten.
Als de Bijbel het kwaad veroordeelt, dan gebeurt dat zowel ten opzichte van de rijke als ten opzichte van de arme, dan wordt zowel onrecht als zedeloosheid aan de kaak gesteld. Kortweg gezegd: dan valt iedereen door de mand. God zegt niet in de Schrift: de multinationals, de kapitalisten, de blanke overheersers enz. hebben gezondigd, maar: ‘allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid van God’.
Gods toorn over de zonde is niet selectief, zoals de menselijke verontwaardiging over het kwaad. En omdat Gods toorn niet selectief is worden we allen, u en ik, schuldig gesteld, want we hebben allen verkeerd gedaan.
‘Ja, maar….’ Wilt u opmerken. Niets geen ‘ja, maar’. Of anderen meer gezondigd hebben dan u doet er niet toe. Of anderen de kat in het donker knijpen en u er eerlijk voor uitkomt doet er niet toe. De zaak is dat ú gezondigd hebt. U heeft dingen gedaan die God verbiedt. En u heeft gefaald te doen wat God gebiedt. Daar helpen geen ‘ja, maar’s’ aan. Daarom roept God u op zich te bekeren en te geloven in Jezus Christus.
Zo ernstig zijn onze zonden, dat Christus, toen Hij op het kruis de zondedrager werd, door God verlaten werd en riep: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten’.
Gaat u aan het kruis voorbij, dan kan God u niet redden en moet Hij u veroordelen tot een eeuwige Godverlatenheid in de hel. Dat is geen bangmakerij, dat is harde realiteit.
Straks komt u voor Hem te staan, die een Rechter is van levenden en doden. Als uw zonden niet weggewassen zijn door het bloed van Jezus Christus, zult u daar als schuldige staan. Bij die rechtspraak wordt geen klassejustitie gepleegd. Steekpenningen zijn er evenmin bij. Daarom roepen we u nogmaals op u tot God te wenden, te erkennen dat u een zondaar bent en te geloven in Jezus Christus.