De profetische boeken vormen het laatste deel van het Oude Testament. We verdelen ze in de vier grote profeten: Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël, en de twaalf kleine profeten, waarvan Hosea de eerste en Maleachi de laatste is.
De benaming groot of klein hangt niet af van de omvang van de betreffende boeken. Het boek Hosea is namelijk niet korter dan Daniël. De andere kleine profeten hebben wel een zeer beperkte omvang, maar de benaming groot of klein moet volgens velen zien op de omvang van het onderwerp, dat de profeet behandelt.
Eerst willen we de aandacht vestigen op eerstgenoemde 4 profeten.
Jesaja:
Dit boek staat vol met profetieën over de Here Jezus. Daarom is het wel het evangelie van het Oude Testament genoemd.
Het deel dat de hoofdstukken 40 tot en met 66 bestaat is in feite één doorlopende heilsprofetie.
Van het hele boek is Jesaja 53 ongetwijfeld het meest bekend. Dit hoofdstuk voorzegt het leven, lijden, sterven en de opstanding van Christus zo nauwkeurig, dat de goddelijke inspiratie eigenlijk voor iedereen duidelijk moest zijn.
Ingrijpend zijn de woorden van vers 5:
“Maar om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld, de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door zijn striemen is ons genezing geworden”.
Hier vinden we Christus getekend, die voor zondaren de zoendood op het kruis wilde ondergaan.
Jeremia:
Jeremia profeteerde vlak voor de Babylonische wegvoering. Keer op keer moest hij Israël waarschuwen en het oordeel aankondigen. Ook over de heidense volken moest hij profeteren. Te midden van deze sombere oordeelsaankondigingen lichten de hoofdstukken 30 tot en met 33 op, waarin sprake is van het nieuwe verbond en het herstel dat God aan zijn volk schenken zal.
Op het boek Jeremia volgen de klaagliederen van Jeremia, waarin de profeet weent over het lot van Jeruzalem.
Ezechiël:
Deze profeet behoort tot de eerste groep Judeeërs, die naar Babel is weggevoerd. Op de meest dramatische wijze moet hij het oordeel aankondigen, dat Jeruzalem treffen zal. Ook richt hij het woord tot elk van de omliggende volken. Het slot van het boek spreekt echter van herstel. Bekend is de profetie in het dal met de dorre doodsbeenderen, waarin de herleving van Israël wordt voorgesteld. Belangwekkend is de uitvoerige tekening van de toekomstige tempel. Een belangrijk vers uit dit boek luidt:
“Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van z’n weg en leeft”.
Daniël:
Dit boek kun je de Openbaring van het Oude Testament noemen. Daniël laat zien dat de tijd van Jeruzalems verwerping in beslag genomen wordt door vier elkaar opvolgende wereldrijken. God legt het gezag in handen van de heidenen, te beginnen met koning Nebukadnezar. De volken misbruiken dit gezag echter, ze verheffen zich tegen God en vervolgen zijn volk. Tenslotte zal een gruwelijke afgoderij ingevoerd worden en zal er een vreselijke verdrukking ontstaan. Aan het bestaan van de wereldrijken zal echter een eind gemaakt worden door Jezus Christus, die daarop zijn rijk oprichten zal.
Zo heeft God in vroegere dagen vele malen en op diverse manieren tot Israël gesproken door de profeten. Tenslotte echter zond Hij zijn eigen Zoon.Van die Zoon getuigt het Nieuwe Testament.
In 1 Joh. 5:12 lezen we:
“Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet”.