Bovenstaande uitspraak hoorde ik eens uit de mond van een evangelist. De man bedoelde met deze woorden niet, dat “grote” zondaars een ander evangelie nodig zouden hebben dan “kleine” zondaars, maar dat men aan hen de boodschap in mildere vorm moest brengen.
En bij “grote zondaars”dacht hij aan mensen, die ook werkelijk willen erkennen dat ze mislukkelingen zijn voor God en de naaste. In een gesprek met hen – zo bracht hij naar voren – moet je niet de nadruk op het oordeel van God leggen en op het feit dat God zo heilig is, dat niemand in Zijn licht bestaan kan, maar op het genadeaanbod, op het feit dat God verloren zondaars redden wil en daarvoor Zijn Zoon in de kruisdood heeft overgegeven.
Die gedachte lichtte deze werker in Gods koninkrijk toe met voorbeelden uit de bijbel. Als de Here Jezus spreekt met de Samaritaanse vrouw, dan valt het op hoe vriendelijk Hij haar benadert, hoewel Hij haar tenslotte beslist wijst op haar onzedelijke verhouding.
Hoe anders is dat bij Nicodemus. Deze schriftgeleerde krijgt direct te horen: Als je niet wedergeboren wordt kun je het koninkrijk van God niet binnengaan”. Dat woord liet van Nicodemus in feite niets over, heel zijn “eerste”of “natuurlijke” geboorte had voor God niets te betekenen. Hij moest goed beseffen, dat, zoals de Israëlieten eertijds moesten zien op een koperen slang die op een paal omhoog gestoken was, hij in het geloof moest zien op Jezus Christus, die als een misdadiger verhoogd zou worden op een kruishout. Zo niet, dan ging hij verloren.
Met het bovenstaande ben ik in feite bezig een tweetal briefschrijvers antwoord te geven die wat meer de nadruk op de genade van God gelegd wilden zien. Als ons blad voor het merendeel in handen kwam van mensen die met zichzelf in de knoop zitten, dan zouden we zeker overwegend wijzen op Gods grote liefde. We zouden zeggen: mensen, laat het hoofd niet hangen er is een oplossing voor uw vergooide leven, Jezus Christus wil u redden en gelukkig maken. Erken uw schuld voor God, geloof in de Here Jezus en God vergeeft al uw zonden.
We zijn er echter van overtuigd, dat de meerderheid van onze lezers uit mensen bestaat, die wel eens een scheve schaats gereden hebben, maar och, wie doet dat nooit eens? Mensen, die het met zichzelf niet zo slecht getroffen hebben. Mensen, die over hun zonden geen nacht wakker liggen en die voor God in hun leven eigenlijk geen plaats hebben, of alleen maar een formele plaats. Wij stellen de genade van God voor, we spreken over Gods liefde, maar we voelen ons altijd weer gedrongen om daarmee gepaard de waarschuwing te doen horen: zoals u nu voortleeft komt het niet goed. U denkt – met eerbied gezegd – God in uw vestzak te kunnen stoppen, maar dat is een vergissing. Kom toch tot inkeer en leer uw verloren toestand beseffen.
Want als men geen besef heeft van zijn zonden en geen besef van zijn verloren toestand zal men ook nooit de genade van God met een gelovig hart aanvaarden. Daarom heeft ons blad zo’n waarschuwende ondertoon.
Hopelijk kunt u dat enigszins begrijpen.