Veronderstel dat een rechter een verdachte vrijspreekt van wie hij de duidelijke bewijzen van schuld in handen heeft. dat zou toch een inbreuk op het recht betekenen! Een rechter kan – als hij eerlijk is – alleen iemand vrijspreken die ten onrechte van kwaad beschuldigd is.
Wat een aardse rechter niet kan, kan God – de hemelse rechter – wel. God kan schuldige mensen vrijspreken zonder aan het recht te kort te doen. Dit lijkt onbestaanbaar, en een jongeman, die met het geloof in Jezus Christus niet te maken wilde hebben, poogde dan ook een evangelist als volgt vast te zetten:
‘Mijnheer, u zegt dat alle mensen schuldig staan voor God, omdat ze gezondigd hebben.’De evangelist knikte. Gods Woord zegt dat namelijk heel duidelijk en de ervaring van ieder mens bevestigt het.
‘Wel’, vervolgde de jongeman, ‘hoe kan God nu, als Hij rechtvaardig is, ooit zondaars redden door ze hun schuld te vergeven? Hij moet dan toch het kwaad door de vingers zien!’ Als klap op de vuurpijl voegde hij eraan toe: ‘En staat er ook niet in de Bijbel, dat God de schuldige niet onschuldig houdt?’
Ook dat stemde de evangelist toe. Daarop keek hij de jongen heel ernstig aan en zei alleen: ‘Maar wat als God een Onschuldige in onze plaats schuldig rekent?’ De knaap zocht naar een antwoord, vond het niet, draaide zich daarop abrupt om en liep weg.
Heel wat mensen denken dat het evangelie slechts een boodschap van genade is, maar dat is een misvatting. Inderdaad is het genade, dat God schuldige mensen wil redden van het oordeel dat ze verdiend hebben, maar die redding kan alleen plaatsvinden op de grondslag van recht. Het wonder van het kruis bestaat hierin, dat aan Gods heilig recht is voldaan. God ziet zonden niet door de vingers, neen, als Hij zonden vergeeft doet Hij dat omdat Christus het oordeel over die zonden heeft ondergaan. Mensen hebben Jezus Christus aan het kruis genageld, maar dat is niet het enige geweest dat er op Golgotha gebeurde. De smaad en hoon van de mensen was erg, maar veel ernstiger waren de drie uren van duisternis waarin Jezus Christus moest uitroepen:
‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’
Op dat ogenblik ging in vervulling wat de apostel Petrus later zo beschrijft:
“Hij, die geen zonde gedaan heeft… die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gedragen heeft” (1 Petrus 2 vers 21, 24).
De apostel Paulus schreef er dit van:
“Hem (dat is Christus), die geen zonde gekend heeft, heeft Hij (dat is God) voor ons tot zonde gemaakt” (2 Korinthe 5 vers 21).
Jezus Christus stierf niet een martelaarsdood, maar een “offerdood”. Hij werd het zoenoffer voor onze zonden. Hij droeg de straf.
Zo werd aan het recht voldaan. We lezen dan ook in Romeinen 3 vers 25, 26 deze belangrijke woorden:
“Hem (dat is Christus) heeft God gesteld tot een genadetroon door geloof in zijn bloed… om zijn rechtvaardigheid te tonen… zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is”.
God spreekt dus zondaren vrij op grond van recht. De voorwaarde is echter, dat ze geloven in Jezus Christus. Ze moeten in Hem geloven als degene die voor hen het oordeel heeft willen ondergaan. Voor ieder, die dat doet is er een volledige kwijtschelding van straf en vrijspraak van schuld.
Ook deze medaille heeft echter een keerzijde. Als iemand niet gelooft in Jezus Christus en het kruis, dat de grondslag van redding is, niet aanvaardt, zal hij op grond van recht geoordeeld moeten worden voor het kwaad dat hij heeft bedreven.
Op grond van recht vrijgesproken of op grond van recht geoordeeld… een tussenweg is er niet.
Welk van de twee mogelijkheden kiest u? De eerste toch hopelijk…?!