We gaan nog even verder na hoe in het Nieuwe Testament de term “De Schriften” wordt gebruikt.
In Hand. 17:2 en 3 lezen we dat Paulus met de Joden te Thessalonika drie sabbatten achtereen gedeelten uit De Schriften behandelt en hen aan de hand daarvan uitlegt, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden. En hij beklemtoont, dat Jezus van Nazareth deze Christus is.
In vers 11 van hetzelfde hoofdstuk wordt melding gemaakt van het optreden van Paulus in Berea. Ook daar spreekt Paulus met de Joden en deze onderscheiden zich in gunstige zin van de Joden te Thessalonika. Ze onderzochten namelijk dagelijks de Schriften om na te gaan of het waar was wat Paulus zei. Zo kwamen er velen tot geloof. Voor hen ging het Schriftwoord op: “Wie zoekt, die vindt”. Van Apollos lezen we in Hand. 18:24 dat hij doorkneed was in de Schriften en vers 26 luidt: “Want onvermoed bestreed hij de Joden in het openbaar en bewees uit de Schriften, dat Jezus de Christus is”.
Uit deze teksten leren we hoe belangrijk het is de Schriften te laten spreken. Als tegenwoordig in een christelijk gezelschap een bepaald geestelijk onderwerp ter sprake komt, kun je heel vaak beluisteren dat allerlei meningen op tafel worden gegooid met de woorden: “Ik vind dat…” Zo gingen de discipelen echter niet te werk. Zij lieten de Schriften spreken. Zij onderzochten de Schriften voor zichzelf en ze onderwezen de Schriften aan anderen. En als verkeerde opvattingen de kop opstaken, grepen zij terug op de Schriften. Een belangrijk voorbeeld van het laatste hebben we in 1 Kor. 15:3. In de gemeente te Korinthe waren er die zeiden dat er geen opstanding was. Dat zou inhouden dat Christus dus ook niet was opgestaan.
Wat houdt Paulus hen nu voor? Dit: “Want voor alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derde dage opgewekt, naar de Schriften…”
Om de boeken van de Bijbel duidelijk te onderscheiden van andere literaire voortbrengselen wordt wel de naam “heilige Schriften” gebruikt. Het woord heilig betekent “afgezonderd”. Zo schrijft Paulus in Rom. 1:2 dat het evangelie van God te voren beloofd is door de profeten in de heilige Schriften.
En van Timoteüs, zijn medewerker, getuigt hij:
“dat gij van kindsbeen af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid” 2 Tim. 3:15).
Wat een geweldigen schat hebben we in de Bijbel. Laten we die schat waarderen… dat kan alleen door de Bijbel te lezen en de boodschap ter harte te nemen.