De vergelijking tussen Jezus Christus en de Bijbel valt nog verder door te trekken dan dat we in een vorig artikel deden. Jezus Christus kwam niet als volwassen man op aarde. Hij werd – zo hebben we al eerder behandeld – geboren als kind, en als kind “groeide hij op” en “nam hij toe in wijsheid” (vergelijk Luk. 2:52). Zo is de Bijbel niet als een compleet boek opeens onder de mensen gebracht, maar in de loop van ongeveer 1500 jaar samengesteld. Ook de Bijbel “nam toe” en “groeide op”.
Toch was Christus reeds in Zijn jeugd volmaakt voor God en als twaalfjarige jongen wijzer dan Zijn leermeesters. Men verbaasde zich over Zijn verstand en over Zijn antwoorden (Luk. 2:47).
De eerste vijf boeken van de Bijbel, de geschriften van Mozes, kun je “de Bijbel als kind” noemen. Maar deze vijf bevatten reeds alle Goddelijke beginselen, die later meer ontwikkeld zijn beschreven.
De Joden hebben in Jezus van Nazareth niet meer gezien dan “de zoon van de timmerman” en ze stelden Hem op één lijn met Zijn broers en zusters. Een oprecht zoeker als Nathanaël kwam echter na één ontmoeting tot de erkenning:
“Rabbi, u bent de Zoon van God en de koning van Israël (Joh. 1:50).
Zo beschouwen ongelovigen de Bijbel slechts als een verzameling menselijke geschriften, die ze op één lijn stellen met alle andere literaire voortbrengselen. Daarentegen neemt ieder die het Woord op zijn geweten laat inwerken, de Bijbel aan, zoals de Thessalonikers het door Paulus gepredikte woord aannamen, namelijk “niet als een woord van mensen, maar gelijk het waarlijk is, als Gods Woord” (1 Thess. 2:13).
Slechts als “de man van smarten”, de door het volk verachte, kon Jezus Christus de heilaanbrenger worden voor ieder die gelooft. Zo kan de zondaar alleen behouden worden door “het woord van het kruis”, en dat is voor hen die verloren gaan, omdat ze niet willen geloven, “een dwaasheid”.
Hoe weinig de mensen van de afkomst van Jezus Christus en dus van Zijn goddelijke zending op de hoogte waren, blijkt uit Joh. 7:41 en 42. Ze wisten namelijk niet dat Jezus van Nazareth, zoals Hij genoemd werd, niet in Nazareth geboren was maar in Bethlehem. Daarom kon Hij volgens hen de Verlosser niet zijn, want die moest in Bethlehem geboren wezen. En dat Hij zich de Zoon van God noemde, vonden ze helemaal verschrikkelijk, want ze kenden toch Zijn broers en zusters. Zijn vader en moeder, en ze hadden Hem toch van Zijn jeugd af meegemaakt.
Zo staren vandaag de dag zich velen blind op het menselijk aspect van de Bijbel en zien niet zijn goddelijke oorsprong.
Christus is in alle dingen aan de mensen gelijk geworden, met één uitzondering: Hij had geen zondige natuur. Hij was “dat heilige” dat geboren zou worden (zo spreekt de engel Gabriël over Hem tegen Maria). Hij was mens omdat de mensen, maar Hij was geen zondaar Hij was volkomen rein en zuiver. Zo komt de Bijbel tot ons in menselijke bewoordingen, echter niet met menselijke ideeën, maar met de zuivere gedachten Gods Spreuken 30:5 geeft van het Woord – zover als het toen bekend was – deze karakteristiek: “Alle woord Gods is gelouterd, hun die bij Hem schuilen is Hij ten schild”.
Je kunt op God staat maken omdat Zijn Woord betrouwbaar is. In Psalm 12 wordt dat ook zo mooi uitgedrukt; luistert u maar: “De woorden des Heren zijn zuivere woorden, gedegen zilver, in een smeltoven in de aarde zevenvoudig gelouterd”.
Inderdaad, de Bijbel is uniek, meer dan uniek.
Zou u naar de boodschap van de Bijbel dan niet eens willen luisteren?