In de tijd van het koningschap in Frankrijk bezocht een van de Franse prinsen de beruchte gevangenis in Toulon. Ter gelegenheid van dit hoge bezoek zou aan een van de gevangenen gratie worden verleend!
De cipier leidde de prins rond om een gevangene te vinden die in de termen viel voor vrijlating.
Hij stelde aan elk van hen apart de vraag waarom ze daar zaten en hoe ze dat vonden. De één zei: ‘Sire, ik ben totaal onschuldig’. Toen de prins doorvroeg, gaf hij wel toe niet helemaal foutloos te zijn, maar déze straf had hij toch niet verdiend. Een tweede begon de schuld op een maat te schuiven, die hem erin geluisd had. Een derde had weer een andere verzachtende omstandigheid. Het kwam er allemaal op neer, dat ze niet zo slecht waren en heel verkeerd beoordeeld waren. Tenslotte kwam de prins bij een man, die openhartig erkende dat hij fout was geweest en het verdiende dat hij hier zat.
‘Tjonge, wat ben jij er ongelukkig aan toe’, zei de prins met ironie, ‘om tussen zoveel vrij nette burgers te zitten. Je geeft zelf toe dat je niet deugt. Het is eigenlijk onverantwoord je hier te laten, je zou ze nog eens kunnen bederven’. En zich tot de cipier wendend, zie hij: ‘Deze man mag vrij gelaten worden’.
De Bijbel zegt, dat wij mensen allemaal zondaars zijn. We staan schuldig voor God, maar God biedt ons gratie aan op voorwaarde dat we onze schuld erkennen. Zijn ‘vrijlating’ is echter niet een daad van ‘zand erover’. Het is niet slechts een goedgunstig gebaar, waarbij de schuldvraag blijft staan. Nee, God heeft zijn eigen Zoon in onze plaats willen straffen. Op grond van dát feit kan Hij ieder vrijspreken, die zijn schuld erkent. Maar daar komt dan wel iets bij, namelijk dat we geloven, dat Jezus Christus onze schuld op Zich genomen heeft op het kruis.
Geloven in de Heere Jezus betekent, dat we geloven in Hem als de gekruisigde ten behoeve van ons. Er werden ook misdadigers links en rechts van Hem gekruisigd. Een van hen erkende, dat hij daar hing omdat hij het verdiende, maar van de Heere Jezus getuigde hij: ‘Deze heeft niet onbehoorlijks gedaan!’ (Luc. 23:39-43). Hij – de Onschuldige – werd daar voor ons schuldig verklaard, opdat wij – schuldigen – onschuldig verklaard zouden kunnen worden.